die hun van alle zijden bij de uitoefening van hun bedrijf in den weg werden gelegd Als eerste contributie stortten de aanwezigen ieder een bedrag van 5. Er komt iets van ontzag over ons, wanneer we, de organisatie van thans in haar vollen omvang kennende, deze sobere gegevens nogeens bekijken. Ontzag voor den omvang en de veelheid der moeilijkheden, waarmede het bedrijf in die dagen te kampen had. Ontzag voor de mannen, die den moed hadden hun schouders te zetten onder de enorme taak orde te scheppen in den eigen kring en het bedrijf te verdedigen tegen de aansla gen, waarmede het werd bedreigd. Ontzag voor het moment zelf, waarop deze organisatie het levenslicht zag. Wij kunnen niet ontkomen aan de benauwende vraag, hoe het er met het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf heden ten dage zou hebben uitgezien, wanneer de mannen van toen dit allesbeheerschend moment voorbij hadden laten gaan. Wij voor ons zijn er diep van overtuigd, dat in dat geval het film- en bioscoopbedrijf in ons land een armtierig bestaan had geleid, zonder winstmogelijkheid, zonder toekomst, zonder beteekenis, zon der glans. Een cri de' coeur Uit de eerste notulen klinkt het als een kreet en een wachtwoord tegelijk: „Laat ons redden wat er te redden valt". De moeilijkheden, die men te overwinnen had waren zoowel van externen als internen aard. Uit den veel besproken noodkreet uit het Zuiden springen die van externen aard maar al te duidelijk naar voren. De heele inhoud van dit stuk is als een cri de coeur van het heele bedrijf. Want iedere exploitant voelde dezelfde dreiging als waarvan in het ingezonden stuk sprake was, tegen zijn eigen bedrijf gericht. Vandaar de spontaniteit, waarmede men ondanks verdeeldheid de koppen bij elkaar stak. Zoo lezen we er onder meer in: „De gemeenteraad van Maastricht heeft in de vergadering van Vrijdag jongstleden besloten de belasting der bioscoopvoorstellingen te brengen op 25 procent en tevens bepaald, dat kinderen beneden achttien jaar die „gelegenheden" niet mogen bezoeken". En verder: „Voorsteller van deze bepaling was een lid van den raad, dat ter eere van zijn kinderen feesten geeft, die hem duizend gulden kosten, doch blijk baar geen open oog heeft voor de door den werkman zoo gewilde en eenige goedkoope ontspanning". „Moeten wij daarin berusten?", aldus de schrijver. „Tegenover deze onge motiveerde belasting en deze bepaling sta ik geheel alleen, zonder dat ik ooit aanleiding heb gegeven tot afkeuring. Daarom wend ik mij tot U. Wanneer er reden is om met goed gevolg te reclameeren, help mij dan. Ik voel het, wanneer er eenige maanden verstreken zijn gaat men opnieuw verder. Het bezoek aan de bioscopen bestaat hoofdzakelijk uit werk- menschen, die daardoor hun eenige ontspanning verliezen. Reeds drie bioscopen zijn hier genoodzaakt te verdwijnen. Mag men maar doorgaan met het maken van bepalingen, waardoor exploiteeren onmogelijk wordt? Alleen kan ik de kat de bel niet aanbinden, doch van een organisatie verwacht ik, dat zij de bedrijfsgenooten kan helpen en raden." Het is opmerkelijk, dat in de klacht van den Maastrichtschen exploitant de twee plagen worden geanalyseerd, waartegen de Bond bij voortduring heeft moeten strijden en wier soort het karakter hebben bepaald van het optreden van den Bond naar buiten gedurende de eerste jaren, n.1. de willekeurige bemoeiingen van de plaatselijke overheid in den vorm van alle mogelijke soorten verordeningen, die het bestaan van een behoorlijk bioscoop bedrijf onmogelijk maakten en de fiscale heffingen, die als trouwe bondgenooten den on dergang der bedrijven verhaastten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 7