OFFICIEEL ORGAAN VAN DEN NEDERLANDSCHEN BI O SCOO P - BO N D VERHOOGING PERSONEELE BELASTING 1 In zijn memorie van antwoord aan de Tweede Kamer heeft de Minister van Financiën aangaande de voorgestelde verhooging der inkomsten- en divi dend- en tantièmebelasting tot gedeeltelijke dek king der defensie-uitgaven medegedeeld, dat hij de instelling overweegt van een nationaal defensie fonds. Ondanks de voorgestelde belastingverhooging en de baten, die van de ingediende wijziging van de omzetbelasting worden verwacht, zal er volgens den Minister niet voldoende dekking voor de de fensie-uitgaven zijn. Daarom wordt overwogen een verhooging van het percentage der omzetbelasting, eventueel nog aangevuld met een matige verhooging der pecso- neele belasting. De Minister zeide te zullen bevorderen, dat de voorstellen betreffende de nog te treffen belas tingmaatregelen spoedig zouden worden ingediend. De mededeeling van den Minister, voorzoover zij betreft een verhooging van de personeele be lasting, heeft in onze kringen begrijpelijkerwijze verontrusting gewekt. Natuurlijk zien wij volkomen in, dat versterking onzer nationale weerbaarheid de Overheid voor een moeilijke taak stelt en de daarmede gepaard gaande uitgaven op de een of andere wijze zullen moeten worden verhaald. De toestand is echter, voor wat ons bedrijf aan gaat, zóó, dat, gelijk wij in dit Orgaan reeds meer malen hebben aangetoond, de personeele belasting een abnormaal zwaren en onrechtvaardigen druk legt op het bioscoopbedrijf. Wanneer dan ook de Overheid thans een overi gens gerechtvaardigde vermeerdering van inkom sten van noode heeft, dan zal zulks geenszins mo gen verhinderen om bestaande onbillijkheden weg te nemen, en zullen deze onbillijkheden nog veel minder als basis mogen dienen voor nieuwe lasten op een reeds overbelast bedrijf. Er is n.1. bij de tegenwoordige heffing van de personeele geen zweem van rechtvaardige verdee ling, gelijk men die bijv. wèl aantreft bij de divi dend- en tantièmebelasting. Niemand minder dan een belastingautoriteit als de heer Professor Dr. H. W. O Bordewijk, hoog leeraar in de statistiek en staathuishoudkunde aan de Universiteit te Groningen, stelde in een inder tijd in ons Orgaan gepubliceerd artikel over bio scoopbedrijf en fiscus vast, dat het een grove on billijkheid is alle andere bedrijfsruimten, behalve een paar groepen, vol te belasten, als gaven zij het genot van woningen, als staan zij aan den kant der vertering en niet aan dien der productie. „De fout, aldus de hoogeleerde schrijver, daarin bestaande, dat de wet, om geld te maken afweek van het verteringsbeginsel, heeft zich wel heel erg gewroken door cumulatie van onrecht. Een min derheid van bedrijven en verhurende niet-gebrui- kers wordt tegen alle redelijkheid in tóch, zij het minder dan vol, getroffen, en een groote meerder heid van eveneens niet-gebruikers (niet-verteer- ders!) krijgt, als vallende buiten de quasie-bevoor- rechte uitzonderingen, den vollen last der belas ting, terwijl zij, met die „bevoorrechten" samen, geheel hadden behooren te zijn vrijgesteld. De per-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 3