INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 12 het gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten bedragende ƒ20.zulks op grond van de overweging: dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Com missie van Geschillen heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overgelegde bescheiden wordt gestaafd; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) heeft in haar op Woensdag 9 Maart 1938 gehouden zitting de na volgende uitspraken gewezen: Inzake het door den heer W. A. C. M. v. Dijk, exploitant van de City Bioscoop te Oisterwijk, wenende Monument straat 8, te Tilburg, (verder te noemen partij-v. Dijk) op 17 Februari 1938 aanhangig gemaakt geschil contra de firma Lumina Film, gevestigd te Amsterdam (verder te noemen partij-Lumina), die op haar beurt in vrijwaring heeft opge roepen de NV. Oisterwijksche Radio Centrale, exploitee- rende de Nieuwe Bioscoop te Oisterwijk (verder te noemen partij-Nieuwe Bioscoop), dat de vordering van partij-v. Dijk ten deele en wel tot een bedrag van moet worden toe gewezen en partij-Nieuwe Bioscoop moet worden veroor deeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij- v. Dijk te betalen het toegewezen bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende f 20.zulks op grond van de overweging: dat partij-v. Dijk in hoofdzaak heeft gesteld, dat zij inge volge haar desbetreffende contract met partij-Lumina de ver- tooningsrechten voor Oisterwijk heeft verwerven van de film „Confetti"; dat partij-Nieuwe Bioscoop op 31 Januari en 1 Februari 1938 deze film in haar theater te Oisterwijk heeft vertoond, waardoor inbreuk is gemaakt op de aan partij-v. Dijk verleende vertooningsrechten, daar deze laatste de film alsnog moest vertoonen; dat partij-v. Dijk op dezen grond van partij-Lumina een schadevergoeding vordert van met de bepaling, dat de film „Confetti" door haar niet meer behoeft te worden vertoond of te worden betaald en voorts vergoeding van indirecte schade tot een bedrag van beide vorderingen met de toevoeging: of zooveel min der als de Commissie van Geschillen billijk acht; dat partij-Lumina in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat partij-Nieuwe Bioscoop niet gerechtigd was de film „Con fetti" in Oisterwijk te vertoonen en dat zij derhalve van partij-Nieuwe Bioscoop vordert, dat deze haar zal vrijwaren voor de gevolgen van geheele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering van partij-v. Dijk; dat partij-Nieuwe Bioscoop zich erop beroept, dat zij van partij-Lumina ter vertooning in haar bioscoop te Boxtel ge huurd heeft een filmprogramma, bestaande uit de films „Mein Herz ruft nach dir" en „Confetti" en dat zij partij-Lumina, aangezien de bioscoop te Boxtel op de bewuste dagen voor andere doeleinden moest worden gebruikt, verzocht heeft haar toe te staan dit programma in haar bioscoop te Oister wijk te vertoonen, welke toestemming haar is verleend; dat partij-Lumina hiertegen heeft aangevoerd, dat partij- Nieuwe Bioscoop slechts toestemming heeft gevraagd om de film „Mein Herz ruft nach dir", welke door partij-v. Dijk reeds vroeger was vertoond, in Oisterwijk te vertoonen en dat daarbij geen sprake is geweest van de film „Confetti"; dat partij-Nieuwe Bioscoop in gebreke is gebleven haar bewering, als zcu haar door partij-Lumina het recht zijn ver leend de film „Confetti" te Oisterwijk te vertoonen, met be wijzen te staven; dat uit het vorenstaande volgt, dat de vordering van partij-v. Dijk gegrond moet worden geacht, evenals de door partij-Lumina in vrijwaring gestelde vordering; dat, wat het bedrag der schadevergoeding betreft, partij- v. Dijk geen enkel bewijs heeft kunnen aanvoeren, dat zij van het gebeurde indirecte schade zou hebben geleden, daar het argument, dat zij ter staving van deze vordering heeft aangevoerd, n.1. dat zij het alleenvertooningsrecht van de films van partij-Lumina voor Oisterwijk heeft verwerven, en dat aan de standing van haar zaak, nu één dezer films door partij-Nieuwe Bioscoop is vertoond, afbreuk zou zijn gedaan, niet steekhoudend moet worden geacht, wijl zulk een alleenvertooningsrecht niet kan worden ontleend aan het tusschen partijen-v. Dijk en -Lumina bestaand contract; dat ook het als vergoeding voor direct geleden schade ge vorderd bedrag van aan de Commissie voorkomt niet in overeenstemming te zijn met de inderdaad geleden schade, waarbij de Commissie in aanmerking heeft genomen de ont vangst-capaciteit van de bioscoop van partij-v.Dijk; dat echter op grond van het bepaalde in de tweede alinea van artikel 7 der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschen Bioscoop-Bond aan partij-v. Dijk in ieder geval moet worden toegewezen een bedrag, gelijk aan de door deze partij voor de film „Confetti" te betalen filmhuur a f dat uit het vorenstaande tevens volgt, dat partij-v. Dijk niet meer verplicht kan worden geacht de film „.Confetti" van partij-Lumina af te nemen of haar te betalen; dat partij-Nieuwe Bioscoop moet worden veroordeeld om aan partij-v. Dijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het toegewezen bedrag afalsmede in de geschil kosten bedragende 20. dat de Commissie er aan hecht tevens tot uitdrukking te brengen, dat partij-Nieuwe Bioscoop gehouden moet worden geacht ook aan partij-Lumina wegens de door deze partij gederfde filmhuur een bedrag van fte betalen. Inzake het door Tobis Filmdistributie N.V., gevestigd te Amsterdam op 12 Januari 1938 contra de firma Serlie, fir manten de heeren L. M. Serphos en L. J. Lievenboom, ge vestigd te Enschedé, aanhangig gemaakt geschil, dat de vordering van eischeres (Tobis) moet worden toegewezen en gedaagde (Serlie) mitsdien moet worden veroordeeld om aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a als mede in de geschilkosten, bedragende f 20.waarbij de Commissie heeft bepaald, dat de betaling van dit bedrag zal geschieden in 12 achtereenvolgende termijnen van en één termijn van aanvangende op Dinsdag, 15 Maart 1938 en vervolgens eiken volgenden Dinsdag, totdat het geheele bedrag is betaald. De Commissie heeft voorts bepaald, dat, indien gedaagde op eenigen hiervoren bedoelden Dinsdag met debetaling van een termijn in gebreke zou blijven, zender nadere som matie de boycot te zijnen opzichte zal worden uitgevaardigd, in welk geval tevens het geheele resteerende bedrag in eens opvorderbaar zal zijn. Deze uitspraak is gegrond op de overweging, dat gedaag de erkend heeft het gevorderd bedrag verschuldigd te zijn, maar dat eischeres geweigerd heeft de van het desbetreffend reeds geëxpireerd contract nog openstaande films alsnog aan gedaagde te leveren, weshalve het aan de Commissie, in aanmerking nemende de omstandigheden, waarin de ex ploitatie van gedaagde zich bevindt, billijk voorkomt, dat het gevorderd bedrag in 12 wekelijksche termijnen van f op de wijze, als in de uitspraak is omschreven, wordt be taald. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister, zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, welke vóór 25 April e.k. schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raadplege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister. Datum Titels waaronder de films Naam van den waarop in in Nederland worden uit houder der ex schrijving ver zocht is gebracht ploitatie-rechten 4 April 1938 Marionetten Nova. 5 In geheimen dienst Splendid. 6 Bekoring Tobis. 6 Artistenbloed (Immer wenn ich glücklich bin) 6 Verjaagde menschen 6 De huwelijksdokter 6 Achter gevangenismuren Warner. 11 Professor, pas op! Paramount.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 14