HET HAAGSCHE VONNIS INZAKE BUMA-
CITY-CONCERN.
In aansluiting op onze mededeelingen in het
vorig nummer van het Officieel Orgaan betref
fende een door Buma tegen het City Concern te
den Haag aanhangig gemaakte kort-geding-zaak,
welke door Buma verloren werd, publiceeren wij
onderstaand den volledigen tekst van het référé-
vonnis, door den President der Arrondissements
rechtbank te 's-Gravenhage in deze zaak gewezen:
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSE
MENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHA
GE, recht sprekende in Kort Geding, heeft het
navolgende vonnis gewezen:
In de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende Vereeniging
„Het Bureau voor Muziek-Auteursrecht Buma",
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
Eischeres in kort geding, verschenen bij den
procureur Mr. F. J. de Jong,
tegen
de Naamlooze Vennootschap „Maatschappij tot
Exploitatie van het City Theater te 's-Graven
hage". gevestigd te 's-Gravenhage en aldaar kan
toorhoudende aan de Nieuwstraat 24,
Gedaagde in kort geding, verschenen bij den
procureur Jhr. Mr. H. de Ranitz,
Wij President van de Arrondissements-Recht-
bank te 's-Gravenhage
Gehoord partijen;
Gezien de stukken;
Overwegende dat eischeres heeft gesteld:
1. dat eischeres is een Vereeniging, welker doel
is het bevorderen der geestelijke en stoffelijke be
langen van componisten, tekstdichters en muziek
uitgevers, zoowel in het Koninkrijk der Nederlan
den, Nederlandsch-Indië. Suriname en Curacao als
in het buitenland;
2. dat zij dat doel onder meer tracht te bereiken
door het behartigen, verzorgen en exploiteeren van
auteursrechten, een en ander in den ruimsten zin;
3. dat eischeres tot dat doel een zeer uitgebreid
repertoire van muziekwerken tot haar beschikking
heeft;
4. dat dit repertoire is ontstaan, doordat com
ponisten en andere rechthebbenden op uitvoerings
auteursrechten van muziekwerken, inziende, dat
hunne rechten alleen dan met succes kunnen wor
den verdedigd, indien deze in elk afzonderlijk land
in handen van één lichaam worden samengebracht,
deze rechten, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemid
deling van hun nationale organisatie, ter verdedi
ging en exploitatie in Nederland hebben toever
trouwd aan eischeres, aan wie bij beschikking van
den Minister van Justitie van 24 Maart 1933, bij
uitsluiting van elk ander, toestemming is gegeven
voor het als bedrijf verleenen van bemiddeling in
zake muziekauteursrecht;
5. dat gedaagde vijf bioscooptheaters exploiteert
en wel het ,.City Theater" aan de Veenestraat 25
te 's-Gravenhage, de Cinema „Odeon" aan de He
rengracht 13 te 's-Gravenhage, het Flora Thea
ter" aan de Wagenstraat 7981 te 's-Gravenhage,
het „City Theater" aan het Kleine Gartmanplant-
soen 1325 te Amsterdam en het Theater ,,Lu-
mière" aan den Coolsingel 83 te Rotterdam;
6. dat in deze theaters bij de vertooning van ge
luidsfilms de daarbij behoorende muziek op mecha
nische wijze in het openbaar wordt ten gehoore
gebracht;
7. dat tot het bovenbedoelde repertoire van
eischeres ook behooren muziekwerken, die bij de
vertooning van geluidsfilms in het openbaar wor
den ten gehoore gebracht, voor de openbare uit
voering van welke muziekwerken derhalve toe
stemming van eischeres is vereischt;
8. dat het tot den rechtsplicht van gedaagde be
hoort er voor te zorgen, dat bij het op bovenom
schreven wijze ten gehoore brengen van muziek
werken in haar theaters, de aan eischeres toever
trouwde uitvoeringsauteursrechten worden geres
pecteerd;
9. dat toch de installaties, waarmede in gedaag-
des theaters bij de vertooning van geluidsfilms in
het openbaar muziek ten gehoore wordt gebracht,
bediend wordt (en) door een persoon of personen,
voor wier daden gedaagde aanspakelijk is, in ieder
geval deze installatie of installaties staan onder de
heerschappij van gedaagde en deze het in haar
macht heeft te beletten, dat bij het hiermede ten
gehoore brengen van muziek eens anders rechten
worden gekrenkt;
10. dat gedaagde haar bovenomschreven rechts
plicht echter verwaasloost en daarbij klaarblijkelijk
handelt in opdracht van den Nederlandschen Bios
coopbond, die aan al zijn leden heeft verboden
met eischeres in contractueele relatie te treden voor
het verkrijgen van toestemming tot het in het
openbaar ten gehoore brengen van door eischeres
beschermde muziekwerken;
11. dat er op grond van een en ander een drei
ging bestaat, dat ook in de naaste toekomst ge
daagde eischeres' voormelde belangen zal krenken;
12. dat het belang van eischeres een onverwijlde
voorziening bij voorraad van den President in
kort geding vordert, waarbij aan gedaagde wordt
bevolen bij de vertooning van geluidsfilms in haar
theaters de aan eischeres toevertrouwde muziek-
auteursrechten volkomen te respecteeren, opdat al
dus in de naaste toekomst de dreigende aantasting
van eischeres' repertoire worde afgewend;
13. dat dit belang van eischeres bij een onver
wijlde voorziening bij voorraad ook aanwezig is
omdat het bedrijf van eischeres is geraakt in een