derhalve in een verzekering van films, zoowel tijdens het transport als tijdens het verblijf in de theaters, ook tijdens de projectie, tegen geheele of gedeeltelijke beschadiging, vernieling of vermis sing, zoowel door brand als door andere oorzaken, echter met uitzondering van het zoogenaamde molest-risico. De waarde van de films, welke zich in elke bioscoop plegen te bevinden, is geraamd op minimum 2500.Er zijn echter bioscopen, die voor een grootere waarde aan films in huis plegen te hebben, weshalve rekening is gehouden met een hooger verzekerd bedrag tot een maximum van 5000.—. Van groot belang is ook de afwikkeling van de schade. Er is gestreefd naar een zoo eenvoudig mogelijke procedure, zulks ter besparing van kos ten en tijdverlies, waarbij de arbitrale rechtspraak van den Bond kan worden ingeschakeld. Dit punt is aldus geregeld, dat de schade zoo noodig wordt vastgesteld in gemeenschappelijk overleg tusschen den expert der verzekeringsmaatschappij en den Directeur van den Bond. Indien ten genoege van den verzekerde, resp. van den filmverhuurder, die op schadevergoeding aanspraak maakt, of van de verzekeringsmaatschappij geen overeenstemming wordt bereikt, zal deze schade op kosten van onge lijk worden vastgesteld door de Commissie van Geschillen, van wier beslissingen hobger beroep open staat bij den Raad van Beroep van den Bond. Aan de collectieve verzekering is, behalve tal van andere voordeden, ook het voordeel verbon den van een goedkoope en eenvoudige wijze van incasseering der premiën, welke tegelijk met de Bondscontributie zullen worden geïnd. Op 13 September j.1. is een interessante aanbie ding voor een collectieve filmverzekering, gegrond op deze plannen, ter kennis van de leden-exploi- tanten gebracht, Den leden, die aan de collectieve verzekering willen deelnemen, wordt verzocht thans zoo spoe dig mogelijk het toegezonden formulier in te vullen en aan het Bondsbureau toe te zenden. Langer uit stel kan niet worden toegestaan, daar anders de tijd, benoodigd voor het treffen van voorbereidin gen, te kort wordt, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat de verzekering reeds op 1 Januari e.k. zal moeten aanvangen en in vele ge vallen een overbruggingsperiode voor het likwideeren van nog loopende verzekeringen vereischt is. TOEPASSING ART. 17 DER STATUTEN Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 27 September 1938 besloten ingevolge artikel 17 der Statuten de straf van boete tot een bedrag van 25.op te leggen aan de heeren P. C. H. Martens en A. C. Ch. Top, exploitanten van eenige bioscooptheaters te 's-Hertogenbosch, zulks op grond van de overweging: dat de heeren Martens en Top aan den in opdracht van het betreffend filmverhuurkantoor en het Bestuur der Be drij fsafdeeling Filmverhuurders met het instellen van een re cettecontrole belasten accountant hebben medegedeeld, dat zij op Maandag 6 Juni 1938 in het door hen geëxploiteerde Concertgebouw te s-Hertogenbosch een kindervoorstelling zouden hebben gegeven met de film „Pygmalion", terwijl bij onderzoek gebleken is, dat niet deze film, doch de film „Stormduivels" in die voorstelling is vertoond, waarvan de opbrengst niet aan het daarop rechthebbend filmverhuur kantoor werd afgerekend, althans dat dit eerst geschied is, nadat de accountant een en ander aan het licht had gebracht; dat de heeren Martens en Top zich erop beroepen, dat zij tengevolge van een misverstand den accountant een andere film hebben genoemd, dan in de voorstelling werd vertoond, maar dat zulks geheel onopzettelijk is gedaan; dat dit beroep niet opgaat, daar niet alleen de heeren Martens en Top aan den accountant onjuiste inlichtingen hebben gegeven, maar bovendien uit het feit, dat zij aanvan kelijk de opbrengst van de film „Stormduivels", die in de kindervoorstelling van 6 Juni werd vertoond, niet hebben afgerekend, volgt, dat hier niet van een misverstand kan worden gesproken; dat het Hoofdbestuur reeds meermalen gewaarschuwd heeft tegen het verstrekken van onjuiste inlichtingen aan den met de recettecqntrole belasten accountant en het doen van onjuiste of onvolledige afrekeningen; dat elk lid, dat een film huurt, waarvan de auteursprijs is bedongen als een aandeel in de opbrengst, verplicht is aan den met de controle belasten accountant nauwkeurige in lichtingen te geven en hem alle gegevens te verstrekken, die voor het uitoefenen der controle vereischt zijn; dat ingevolge artikel 8 van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschen Bioscoop-Bond de huurder verplicht is tot betaling van den vollen overeengekomen auteursprijs, zoodat, indien de auteursprijs is bedongen als een aandeel in de opbrengst, dit aandeel moet worden afgerekend over de opbrengst van alle vertooningen der film; dat de heeren Martens en Top niet alleen onjuiste inlich tingen aan den voornoemden accountant hebben gegeven, doch tevens een gedeelte van de opbrengst van de film „Stormduivels" niet hebben afgerekend, althans daartoe eerst zijn overgegaan, nadat de accountant de onvolledige afreke ning had geconstateerd; dat derhalve artikel 17 der Statuten op de heeren Martens en Top moet worden toegepast; dat, aangezien reeds meermalen terzake van soortgelijke overtredingen de straf van waarschuwing is opgelegd, thans moet worden overgegaan tot het opleggen van de straf van boete, waarbij het Hoofdbestuur het boetebedrag tot 25. heeft beperkt, in het vertrouwen, dat de heeren Martens en Top zich in den vervolge van dergelijke handelingen zullen onthouden, waarbij echter in aanmerking moet worden ge nomen, dat, indien de heeren Martens en Top of eventueele andere leden van den Bond in de toekomst aan den met de recette-controle belasten accountant onjuiste inlichtingen zou den verstrekken en aan hun filmleveranciers de filmhuur niet op correcte wijze zouden afrekenen, het Hoofdbestuur zich genoodzaakt zou zien toepassing van zwaardere straffen in overweging te nemen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 8