plechtiglijk bevestigd hebt, met een enkel woord
te reciproceeren.
Ongetwijfeld maak ik mij tot tolk van mijn ge
achte mede-leden, wanneer ik U dank zeg voor
de vleiende woorden, die U tot ons hebt gericht
en niet in het minst ook voor de verstandige wen
ken aangaande doelstelling en beteekenis van dit
College.
Ik kan me 200 goed voorstellen de waarachtige,
persoonlijke voldoening, waarmede U, Mijnheer
de Voorzitter, in het bijzonder deze installatie
hebt verricht. Daarmede hebt U immers de
finishing touch gegeven aan dat aanzienlijk com
plex van organisatorische bemoeiingen ten be
hoeve van het film- en bioscoopbedrijf, dat ik niet
aarzel Uw levenswerk te noemen.
Terecht beschouwde U dit College, waarvan
wij de eer hebben deel uit te maken, als de vrucht
van de evolutie, die zich in twintig jaren van
organisatorische eenheid van het Nederlandsche
film- en bioscoopbedrijf voltrokken heeft.
En welk een goede vrucht!
In dit Instituut immers vinden de verhoudingen
in onze organisatie haar juiste uitdrukking en is
de schaal, die voorheen door het overwicht van
een der groepen wel eens doorsloeg, in evenwicht
gebracht.
Daardoor krijgt de Ledenraad inderdaad bij
zondere beteekenis. Want aan dezen evenwichts-
toestand zijn de leden van dezen Raad veel ver-
phcht. Zij zullen niet, door welke geste ook, zoo
danig gewicht in de schaal mogen leggen, dat de
balans naar de eene, dan wel naar de andere zijde
overslaat.
Zou dat laatste wel geschieden, dan zou immers
gehandeld worden in strijd met den opzet en de
bedoeling van dit Instituut en met den geest, die
het blijvend beheerschen moetden geest van
gemeenschappelijk belang, van gemeenschappelij-
ken wil, de gezamenlijke weivaart te dienen door
bevordering en bescherming der onderscheidene
wederzijdsche belangen.
We behoeven ons geenszins te ontveinzen, dat
de leverancier in ons bedrijf belangen heeft, die
anders zijn dan, en zelfs tegenovergesteld aan die
van den afnemer en omgekeerd.
De ervaring, welke men wederzijds daaruit
heeft opgedaan, zal men aan deze tafel vanzelf
sprekend tot gelding mogen brengen, ja zelfs tot
gelding moeten brengen. Men zal haar als het
ware moeten uitwisselen en eenerzijds met de des
kundigheid van den exploitant, anderzijds met die
van den verhuurder moeten toetsen aan het ge
meenschappelijk belang.
Wat mij betreft meen ik te mogen vertrouwen,
dat dit college vruchtbaar werk zal kunnen doen,
omdat de gewichten, als ik het zoo even mag uit
drukken, die hier aan beide zijden in de schaal
zijn gelegd tot behoud van den evenwichtstoe-
stand, geijkt zijn met goeden wil en goede trouw.
Ik meen, dat U met recht moogt verwachten,
dat niemand aan de besluiten, welke onder Uwen
hamer zullen vallen, den filmverhuurder dan wel
den exploitant zal kunnen onderkennen, maar uit
sluitend het arbeidsresultaat van een College van
mannen, die door de leden van den Bond geroe
pen zijn datgene te doen, waarmede de belangen
van ons bedrijf gemeenschappelijk gediend of be
vorderd kunnen worden.
Ieder onzer is zich deze roeping bewust en ge
voelt zwaar de verantwoordelijkheid, die hem
door het gestelde vertrouwen op de schouders is
gelegd.
Mogen wij, Mijnheer de Voorzitter, ieder voor
ons en allen tezamen, dat vertrouwen waardig
toonen in succesvollen arbeid, tot voorspoed en
bescherming in deze moeilijke tijden van het Ne
derlandsche film- en bioscoopbedrijf.
De heer F. L. D. Strengholt sprak hierna als
volgt:
Bij de officieele installatie van den Ledenraad
hebben de leden Filmverhuurders in dezen Raad
mij de vereerende opdracht gegeven, namens hen
eenige woorden tot U te richten.
Het moet immers voor U, Mijnheer de Voor
zitter, wel een bijzondere dag zijn. Ik hoef nauwe
lijks te v/ijzen op het groote belang van deze ver
gadering, die een keerpunt beteekent in het leven
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond. De in
stallatie van den Ledenraad, die voor een groot
gedeelte aan U, Mijnheer de Voorzitter, zijn ont
staan dankt, beteekent de kroon op het werk
onzer organisatie. Wij, Filmverhuurders, danken
U, Mijnheer de Voorzitter, dat U in zoo ruime
mate en met de vooruitstrevendheid, die U ken
merkt, hebt medegewerkt aan de tot standkoming
van dit College, dat thans eindelijk in technischen
zoowel als ideëelen zin de volledige gelijkwaar
digheid en de gelijkstelling de jure en de facto
gebracht heeft van die twee groepen, waaruit,
practisch gesproken, de geheele Nederlandsche
Bioscoop-Bond bestaat: filmverhuurders en ex
ploitanten.
Het is mij op dit oogenblik een behoefte, U te
verzekeren, hoezeer de leden Filmverhuurders
van dezen Raad zich van de importantie van dit
college en daardoor van hun eigen taak in dit
college bewust zijn. Ons land heeft, Gode zij
gedankt, het voorrecht, om gerekend te v/orden
tot de democratisch geregeerde staten en uit het
feit, dat de statuten onzer organisatie, en met
name de nieuwe statuten, de Koninklijke goed
keuring hebben verkregen, volgt als eerste en
dwingende consequentie, dat onze Bond ook op
zuiver democratischen grondslag worde bestuurd.
De jongste statuten-wijziging nu heeft wel een
zeer groot gedeelte van de bevoegdheden der
Algemeene Ledenvergadering de hoogste in-