van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde
ring. Met..name wenschte .zij. .zich niet.ie.andei;-
werpen aan de haar op straffe van nietigheid voor
geschreven verplichting de scheidsmannen in on
even; getal te kiezen; Uw organisatie heeft van den
beginne af voor het zoogenaamde paritetische be-
gihsel gekozen. Rechters zouden zijn zoowel in
éérsten aanleg, in de districtscommissies, als in
hooger beroep in de Centrale Commissie een gelijk
aantal:pëfson~enJ van werkgevers- en van werk-
hemerSzijde. En daarmede stelde Gij niet alleen
den'regel van het wetboek terzijde, die de beslis
sing van het geschil opdraagt aan het oordeel van
één enkele of van een meerderheid, dwingt Ge,
wil men niet voor een machteloöze staking der
stéttimènblijven staan, tot een overleg, maar
Myendien werpt Ge den eisch der onpartijdigheid
terzijde, door tot rechters personen te kiezen, van
me juist a priori partijdigheid wordt gevreesd. En
alsof dat nog niet genoeg was om den jurist, aan
hét Oordeel van den/onpartijdigen derde gewoon,
iö Opstand té brengen deze rechters zijn veelal
dezelfde lieden, die het contract mede hebben op
gesteld, die dus als scheppers dezer regels hebben
gefungeerd, dit terwijl het toch als een blijvend
goed van onze staatsinstellingen minstens sinds de
Fransche revolutie, maar eigenlijk al langer, moet
worden beschouwd, dat wetgevende en rechterlijke
macht moeten worden gescheiden. En daarmede
zijn. de ketterijen waaraan Ge U naar juristen-
oordeel schuldig hebt gemaakt, nog niet alle ge
noemd. Ge legt ook de executie van de uitspraak
w'ederirr dezelfde handen; daar het de organisatie
is, die het weerbarstige lid, dat weigert daaraan te
fióöTzamen, door bedreiging met royement
ingt. En Ge houdt zelfs den patroon het geweld-
iriMdel van de staking voor.als hij de uitspraak der
Centrale Commissie naast zich neer wil leggen.
Ten slotte. Ge ontneemt de bevoegdheid om in
hboger beroep te gaan van een uitspraak van een
districtscommissie aan hem, die daarbij partij was
en die er direct door werd getroffen en laat ook
dë'beslissrng hierover aan bepaalde autoriteiten-in
uwe organisatie.■-
Ik. noem niet allé bezwaren, maar is dit wat" ik
vermeldde niet genoeg voor de rechtsgeleerden om
zïch af te wenden" niet de verzuchting, dat dit alles
niet "récht niets meer te" maken heeft én zoö spoe
dig, mogelijk door dèn wetgever zöü moeten wor
den onderdrukt?
Het bleek Uwe organisatie wel, toen in 1919,
dus tóen de collectieve arbeidsovereenkomst nog
slechts kort werkte, een commissie bestaande uit
de heeren J. H. van Zanten, L, G. Kortenhorst en
Gh; Enschedé werd ingesteld, die de rechtspraak
aSfisde' wet zöu: móeten toetsen; Zij bleek met het
resultaat in de practijk niet ontevreden te zijn,
wilde de regeling sparen zoover ze maar kon, maar
meende" toch/dat hét noodzakelijk was haar met
i pomq&it ■..,,-.,.-■
I
de wet in overeenstemming te brengen. Daartoe
zou de bestaande rechtspraak tot bemiddeling wor
den gedegradeerd en daarboven zou een aan de
eischen der wet aangepast scheidsgerecht worden
gesteld.
Uw organisaties hebben den raad dezer Com
missie niet gevolgd, de bedrijfsrechtspraak was
toen reeds zóó sterk geworteld, dat men haar niet
ter wille dezer wettelijke bezwaren wilde opoffe
ren. Zij bleef, wat zij was, en er zal wel niemand
onder U zijn aldus Professor Scholten die
dit thans nog betreurt."
Ongetwijfeld tot verbazing van velen onzer
blijkt hieruit hoe de bedrijfsrechtspraak der typo
grafie zich van de formaliteiten der arbitrage niets
heeft aangetrokken. En toch heeft die bedrijfs
rechtspraak, zooals Professor Scholten constateert,
hoe verwerpelijk haar regeling naar overgeleverde
voorstellingen zijn moge, vijfentwintig jaar tot vol
doening van velen gefunctionneerd, is zij een
kracht geworden in het maatschappelijk leven.
Dit feit dwingt den hooggeleerden spreker haar
tevens van een andere zijde te bezien. En hij zegt
dan aan het adres van den jurist: „Den jurist heeft
zij het probleem gewezen van het recht, dat naast
het recht van den staat uit de maatschappij op
komt, hem dwingt zijn nieuwe methoden van
rechtsvorming te erkennen, te breken met de voor
stelling, dat alleen wet en individueele overeen
komst in rechte kunnen binden, hij moet tusschen
individu en staatsgemeenschap een andere gemeen
schap schuiven, ondergeschikt aan den staat, maar
géén orgaan van deze en dus toch zelfstandig
tegenover hem, die een eigen recht vormt, dat zijn
regels kent. Den jurist wordt de opgave voorge
legd de verhouding van dit recht tegenover het
gemeene recht nader te bepalen, de verscheiden
heid daarin aan te wijzen."
Spreker legt allereerst den nadruk op deze een
heid en wel op de kern van die eenheid: dat ook
dit bedrijfsrecht recht is. ,,Het is het r e c h t,
dat Uw organisatie in vijfentwintig jaar collectief
contract en bedrijfsrechtspraak heeft gediend. Het
zijn regels, die Ge hebt gevolgd, het zijn uitspra
ken, gegrond op die regels, maar ten slotte afhan
kelijk van wat in het concrete geval billijk is. die
Ge hebt gegeven. Regels en uitspraken hebt Gij,
als immers in het recht geschiedt, tot een voor ons
verstand begrijpelijke en voor ons rechtsbewust-
zijn aannemelijk geheel gevormd. En achter dit
alles zat de gedachte, die bij uitstek de rechts-
gedachte is, dat de mensch heeft te zoeken wat
behoort. Het recht, den regel in de gemeen
schap, die gevolgd wordt en gevolgd behoort te
worden, hebt Gij in deze vijfentwingtig jaar leeren
erkennen als een waarde op zichzelf, een waarde
voor die gemeenschap in haar geheel, maar ook
voor de in die gemeenschap levende personen, die