waarschijnlijk hun oorzaak vinden in de goede vertegenwoordiging van de importeurs dezer films in den Bond zelf, deze doet helaas denken aan de mentaliteit van een bepaald soort menschen, die bij alles wat zij doen beginnen met de kwade trouw van hun mede-menschen te veronderstellen. Dergelijke lieden missen ten eenenmale de objecti viteit, die vooral voor hen, die zich geroepen voelen het publiek van voorlichting te dienen, een eerste vereischte is. Zoo behoeft het geenszins een ..onlogische con sequentie" te zijn. dat in een der bioscopen een verslag loopt over Amerikaansche spoorwegen. Of denkt meneer C. B. soms. dat het reizigersvervoer in Amerika per spoor, door de vertooning van deze film hier te lande, zal stijgen? Deze film toont het publiek hoogstens de interessante kanten van het bedrijf in het algemeen. En wanneer er een recla me-element in zit, zijn het slechts de Nederland- sche Spoorwegen, die ervan kunnen profiteeren. Wanneer temee, bij gelegenheid van de her denking van het 100-jarig bestaan der Spoorwe gen, in algemeenen zin op initiatief van de jour naalfabrikanten een uitgebreid journalistiek ver slag over de Spoorwegen wordt uitgebracht, b.v. overeenkomstig het bij dergelijke gelegenheden gebruikelijk krantenartikel, al dan niet geïllustreerd, zal niemand zoo dwaas zijn zulks als reclame aan te merken, al gaat van een en ander wellicht nog zoo'n goede propaganda ten gunste van de Spoor wegen uit. Dit is dan ook geheel iets anders. Indien den heer C. B. een en ander nog niet duidelijk is, moet hij maar eens aan de directie van de ..Maasbode" vragen, of zij, indien de Spoorwegen aan een onzer vooraanstaande kun stenaars opdracht geeft tot 't ontwerpen van een prachtige annonce, 'n pagina groot bijv., bereid is deze zonder meer in haar blad op te nemen, omdat de inhoud der annonce zoo artistiek of boeiend is of omdat 't bedrijf van de Spoorwegen zoo inte ressant is Tot zoover de kwestie. Alsof deze malle voorstelling van zaken niet ruimschoots voldoende ware, heeft de heer C. B. zich laten verleiden tot een aantal insinuaties, waarvan het ons alleen maar spijt, dat ze in de kolommen van een blad als „De Maasbode" terecht konden komen. Het lust ons niet er nader op in te gaan. Zij slechts voor de aardigheid vermeld, dat de leden van den Bond door dezen scribent met een jaar- lijksche contributie van niet minder dan 1200. a 1300.worden „belast". Zoodra kruïers en A.K.O.-jongens zich be moeien met de wisselwacht of het sein trachten te geven, dat alleen den stationschef toekomt, is de kans op déraillementen groot. Zoo is het ook op het terrein van het film- en bioscoopbedrijf. Voor onbevoegden blijve dit ver boden! UITSLUITEND DE FILMPRODUCENT IS AUTEUR EENER FILM Parallel met de procedure Buma/Bioscoop-Bond over de vraag, aan wien het auteursrecht op de muziek in geluidsfilms toekomt, n.1. aan den film producent, of aan den componist, althans aan diens gemachtigde, het muziekauteursrechtenbureau. loopen ook in het buitenland onderscheidene pro cessen. Wij hebben er te dezer plaatse meermalen mel ding van gemaakt en een aantal uitspraken geci teerd, waarbij de rechter o.a. in Finland, Grieken land, Egypte en onlangs nog in België, uitsprak, dat het omstreden auteursrecht ten volle toekomt aan hem, die moet worden beschouwd als de auteur van de film, n.1. den filmproducent. In Nederland is de kwestie, zooals bekend, nog steeds hangende, reden waarom de jurisprudentie, welke zich elders aangaande deze geheel nieuwe materie bezig is te vormen, van ongemeen belang moet worden geacht. Zoo verheugt het ons uitermate thans melding te kunnen maken van een vonnis van het Parijsche Hof, waarin na een proces van vier jaren tusschen een filmproducent en eenige Fransche auteursrech- tenbureaux, wordt uitgesproken, dat de producent persoonlijk bezitter is van de auteursrechten, d.w.z. van de bevoegdheid om voordeel te trekken van de exploitatie van een cinematografisch oeuvre, zoowel door het uit te brengen, als te vertoonen. Merkwaardig is, dat een onzer zusterorganisaties in Frankrijk, de Chambre Syndicale Francaise de la Production de Films in dit geval voor den pro ducent is opgetreden. De Chambre Syndicale had in de procedure het standpunt ingenomen, dat het, om zich de op brengst van de auteursrechten te kunnen verze keren, als bedoeld in de Fransche wet (decreten van den 19en Juli en den 6en Augustus 1791), voldoende is om het recht te bezitten om het oeuvre in kwestie op of uit te voeren, hetzij dit recht is verkregen door een persoonlijke schepping, hetzij dit is verkregen door middel van cessie. Zij had o.a. betoogd, dat de onderhavige pro ducent moest worden beschouwd als de auteur van de film, zijnde een nieuw werk, tot stand gekomen dank zij haar keuze, dank zij haar voorbereiding, haar coördineerend werk, haar controle over alle artistieke en technische elementen, die in dit werk ondeelbaar zijn geïncorporeerd en dat, ook al zouden tusschen de verschillende werkzaamheden

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 7