Aangezien de heer H. C. v. d. Waarden, exploi- teerende het Chicago Theater en den Stadsschouw burg te Tilburg, geen uitvoering heeft gegeven aan zijn plan tot het stichten van een nieuwe, perma nente bioscoop aan de Willem II straat aldaar, heeft het Hoofdbestuur in zijn laatstelijk gehouden vergadering besloten de aan genoemden heer bij schrijven van 16 Juli 1938 verleende toestemming, als bedoeld sub B van het Overgangsbesluit d.d. 1 Februari 1937 tot het stichten van voormelde bioscoop, in te trekken. TOELATING TOT HET LIDMAATSCHAP Tot het lidmaatschap van den Bond zijn toege laten: de heer D. v. d. Berg, Torenlaan 48, Baarn, tot het gaan exploiteeren van een nieuw filmverhuur kantoor; de heer Alfred Wolf f, Oude Gracht 156, Utrecht, tot het gaan exploiteeren van het City- Theater, het Flora Theater en het Palace Theater te Utrecht, BEËINDIGING DONATEURSCHAP Voor het donateurschap van den Bond hebben bedankt: de heer D. S. Waagenaar; handelende onder den firmanaam Photex te Amsterdam; de N.V. tot Voortzetting der zaken Bresser en Wolzak, fabriek voor metaalbewerking te Amster dam. TOEPASSING ART. 15 DER STATUTEN. Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 16 Mei 1939 besloten ingevolge artikel 15 der Statuten de straf van boete tot een bedrag van 250.op te leggen aan de heeren Gebr. Hirsch- berg, exploiteerende het Capitol Theater te 's-Gravenhage, zulks op grond van de overweging: Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 27 Juni 1939 op grond van artikel 15b der Statuten besloten den heer C. M. v. d. Linden, exploitant van de Palace Cinema te Hoensbroek, de straf van boete ten bedrage van 250.op te leggen, met de bepaling, dat de heer v. d. Linden dit boete bedrag niet verschuldigd zal zijn, indien hij uiter lijk op 1 Augustus 1939 zijn boekhouding en admi nistratie (speciaal zijn recette-administratie) dus danig zal hebben ingericht en dusdanige entree- kaarten voor zijn verschillende voorstellingen en rangen in gebruik zal hebben genomen, dat een en ander naar het oordeel van den door de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders in het algemeen met het instellen van recette-controles belasten accountant voldoet aan redelijk te stellen eischen ingevolge de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschen Bioscoop- Bond. Deze beslissing is gegrond op de volgende over wegingen: 8 dat de heeren Hirschberg in de week van 14 tot 21 April 1939 in het Capitol Theater te 's-Gravenhage vertoond heb ben een reeds eenige jaren geleden in Nederland uitgebrachte film onder den titel „De onsterfelijke Weensche wals", hoe wel als titel van deze film in het Naamregister van den Bond staat ingeschreven „Der unsterblichte Wiener Walzer", terwijl in dezelfde week in het Passage Theater te 's-Gra venhage vertoond werd een geheel nieuwe film, getiteld „De onsterfelijke wals", welke ook onder dezen titel in het Naam register staat ingeschreven; dat daargelaten, dat de heeren Hirschberg door het onrechtmatig gebruik van een in hoofdzaak met een inge schreven filmnaam cjelijkluidenden filmtitel in strijd hebben gehandeld met het bepaalde in de tweede alinea van artikel 9 van het Reglement op het Naamregister, waarvoor echter in de eerste plaats de verhuurder van de film aansprakelijk is, het niet aan twijfel onderhevig kan zijn, dat de heeren Hirschberg, wetende dat de nieuwe film „De onsterfelijke wals" in Nederland was uitgekomen en ook in Den Haag zou worden vertoond, gepoogd hebben cm parasiteerende op de reclame, die voor de nieuwe film onder dezen titel was gemaakt, het publiek in den waan te brengen, dat ook het Capitol Theater de nieuwe film zou vertoonen; dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond in de eerste jaren van zijn bestaan, toen de cinematographie nog aan het begin van haar ontwikkeling stond, met kracht is opgetreden tegen het gebruik van dergelijke onoirbare concurrentie-methoden en dat niet getolereerd kan worden, dat men zou trachten zoodanige concurrentie-methoden weer ingang te doen vinden; dat het beroep van de heeren Hirschberg, als zouden zij niet geweten hebben, dat de nieuwe film in het Passage Theater te 's-Gravenhage zou worden vertoond, van de hand gewezen moet worden, daar genoemde heeren als insiders er volkomen van op de hoogte waren, dat de première van bedoelde film in Amsterdam had plaatsgevonden en de Haag- sche première spoedig zou volgen; dat de heeren Hirschberg op hoogst laakbare wijze in strijd hebben gehandeld met de algemeene belangen en de waar digheid van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf; dat de straf van boete tot een bedrag van f 250.op de heeren Hirschberg moet werden toegepast, waaraan het Hoofdbestuur tevens de waarschuwing zoowel voor de heeren Gebr. Hirschberg als voor eventueele andere leden, die hun voorbeeld zouden willen navolgen, verbindt, dat het met de grootste gestrengheid zal optreden tegen hen, die laakbare concurrentie-methoden, welke reeds tal van jaren geleden ten scherpste werden veroordeeld, waar zouden willen gaan toepassen. dat bij een in de week van 5 tot 11 Mei 1939 in het theater van den heer V. d. Linden ingestelde recette-controle verschillen zijn geconstateerd tusschen het totaal der in die week verkochte entreeJbiljetten en de door den heer V. d. Linden opgegeven recettes en voorts, dat een toegangskaart van den derden rang, waarvan de prijs 30 cent bedraagt, is uitgereikt aan iemand, die een plaatsbewijs van 50 cent wilde koopen en dit bedrag daarvoor ook heeft betaald; dat op de toegangskaarten van den heer V. d. Linden geen prijzen, doch alleen rangen zijn vermeld, terwijl deze kaarten tegen verschillenden prijs voor verschillende soorten voor stellingen worden gebruikt; dat bovendien de heer V. d. Linden er geen recette-administratie op na houdt; dat voorts de heer V. d. Linden bij de recette-controle aan den daarmede belasten accountant niet de medewerking heeft verleend, waartoe hij op grond van artikel 9 der Algemeene Voor waarden van Verhuur en Huur van Films als huurder van percentage-films verplicht is; dat ten slotte geconstateerd is, dat de heer V. d. Linden populaire voorstellingen geeft, waarbij weliswaar op de cassa drie verschillende entree prijzen zijn vermeld, maar waarvoor in werkelijkheid slechts plaatsbewijzen van twee rangen worden verkocht; dat de heer V. d. Linden de hem ten laste gelegde over-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 10