Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
27 Juni 1939 op grond van artikel 15b der Statuten
besloten de straf van boete ten bedrage van
250.op te leggen aan den heer J. van Bentum,
exploiteerende o.a. het Centraal Theater te Was
senaar, met de bepaling, dat de heer Van Bentum
dit boetebedrag niet verschuldigd zal zijn, indien
hij uiterlijk op 1 Augustus 1939 zijn boekhouding
en administratie (speciaal zijn recette-administra
tie) dusdanig zal nebben ingericht en dusdanige
entreekaarten voor zijn verschillende voorstellin
gen en rangen in gebruik zal hebben genomen, dat
een en ander naar het oordeel van den door de
Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders in het algemeen
met het instellen van recette-controles belasten
accountant voldoet aan redelijk te stellen eischen
ingevolge de Algemeene Voorwaarden van Ver
huur en Huur van Films van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond.
Deze beslissing is gegrond op de volgende over
wegingen:
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
27 Juni 1939 besloten ingevolge artikel 15 der Sta
tuten de straf van boete ten bedrage van 250.
op te leggen aan den heer S. Oenen, exploitant van
van de Centrum Bioscoop te Zaandijk en de Corso
Cinema te Wormerveer, zulks op grond van de
overweging:
tredingen weliswaar heeft ontkend, maar dat hij hoofdza
kelijk door het ontbreken van de noodige bescheiden, niet
in staat is geweest zulks met bewijzen te staven;
dat uit het vorenstaande volgt, dat de heer V. d. Linden
de op hem ingevolge de artikelen 8 en 9 der Bondsvoor-
waarden rustende verplichtingen tegenover het desbetreffend
filmverhuurkantoor heeft verzaakt, welke verplichtingen o.a.
inhouden, dat de huurder van percentage-fiims de beschik
king heeft over een boekhouding en een administratie, alsook
een entreekaarten-systeem, welke zoodanig zijn ingericht,
dat op eenvoudige wijze door den filmverhuurder of diens
gemachtigde een doeltreffende controle op de gemaakte
recettes kan worden uitgeoefend;
dat bovendien de heer V. d. Linden in strijd heeft gehan
deld met artikel 2 van het Prijsbescherming-Reglement, waar
in is bepaald, dat er in elke permanente bioscoop behalve
de minimum-rang ten minste twee hoogere rangen moeten
zijn, terwijl de heer V. d. Linden zoogenaamde populaire
voorstellingen heeft gegeven, waarbij hij het heeft doen
voorkomen, alsof er drie rangen waren, terwijl er in wer
kelijkheid slechts plaatsbewijzen van twee rangen werden
verkocht:
dat, gezien het ernstig karakter der hiervoren omschreven
overtredingen de straf van boete ten bedrage van f 250.
ingevolge artikel 15 der Statuten op den heer V. d. Linden
moet worden toegepast;
dat echter in aanmerking moet worden genomen, dat de
geconstateerde overtredingen van de Bondsvoorwaarden in
belangrijke mate moeten worden toegeschreven aan het feit,
dat een recette-administratie in het theater van den heer
V. d. Linden ontbreekt, en dat het entreekaarten-systeem,
dat genoemde heer toepast, zoo gebrekkig is, dat de heer
V. d. Linden het materiaal mist om de juistheid van zijn
afrekeningen te staven, weshalve het Hoofdbestuur, op de
in de beslissing nader omschreven wijze met het opleggen
van een voorwaardelijke geldstraf heeft willen volstaan:
dat hieraan echter voor den heer V. d. Linden nog de
waarschuwing is verbonden, om bij het contróleeren van zijn
recettes de ingevolge artikel 9 der Bondsvoorwaarden ver-
eischte medewerking steeds zonder eenig voorbehoud aan
den gemachtigde van den filmverhuurder te verleenen, alsook
om in den vervolge stiptelijk in acht te nemen de bepalingen
van het Prijsbescherming-Reglement ten aanzien van het
vereischte aantal rangen van minstens drie, daar anders het
Hoofdbestuur in ernstige overweging zou moeten nemen
onvoorwaardelijk een der sub b of c van artikel 15 dei-
Statuten bedoelde straffen op genoemden heer toe te passen.
dat bij een in de week van 12 tot 18 Mei 1939 in het Cen
traal Theater te Wassenaar, hetwelk door den heer J. van
Bentum wordt geëxploiteerd, ingestelde recette-controle is ge-
geconstateerd, dat genoemde heer toegangskaarten gebruikt,
waarop namen van andere theaters zijn gedrukt, terwijl deze
kaarten tegen andere prijzen worden verkocht dan daarop zijn
vermeld; dat voorts een recette-administratie door den heer
Van Bentum niet wordt bijgehouden, zoodat controle van de
gemaakte recettes niet uitvoerbaar is; dat voorts geconstateerd
is, dat op den Maandagavond van de contröleweek entree-
kaarten zijn verkocht, welke nummers droegen, die niet aan
den accountant bij den aanvang der contröleweek waren op
gegeven en dat deze biljetten ook niet door den heer Van
Bentum werden afgerekend; dat bovendien de telling van het
aantal in eenige voorstellingen aanwezige bezoekers een ander
resultaat opleverde, dan de dienaangaande door den heer Van
Bentum verstrekte gegevens;
dat de heer Van Bentum verklaard heeft, dat hij nog de
beschikking had over een voorraad oude entreebiljetten van
andere door hem geëxploiteerde theaters, welke hij eerst voor
zijn exploitatie te Wassenaar heeft willen opgebruiken met de
bedoeling daarna nieuwe entreekaarten aan te schaffen; dat
hij den verkoop van twee entreebiljetten, waarvan de num
mers niet vooraf aan den accountant waren opgegeven, slechts
mogelijk achtte door het buiten zijn medeweten in gebruik
nemen van een boekje toegangskaarten;
dat, hoe het ook zij, in ieder geval vaststaat, dat de heer
Van Bentum de op hem ingevolge de artikelen 8 en 9 der
Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond rustende verplichtin
gen tegenover het desbetreffend filmverhuurkantoor heeft ver
zaakt, welke verplichtingen o.a. inhouden, dat de huurder van
percentage-films de beschikking heeft over een boekhouding
en een administratie als ook een entreekaartensysteem, welke
zoodanig zijn ingericht, dat op eenvoudige wijze door den
filmverhuurder of diens gemachtigde een doeltreffende controle
op de gemaakte recettes kan worden uitgeoefend;
dat uit het vorenstaande volgt, dat artikel 15 der Statuten
op den heer Van Bentum moet worden toegepast en wel, zulks
met het oog op het ernstig karakter der hierboven omschreven
overtreding, de straf van boete te bedrage van 250.
dat echter in aanmerking kan worden genomen, dat de ge.-
constateerde overtredingen van de Bondsvoorwaarden in be
langrijke mate moeten worden toegeschreven aan het feit, dat
de boekhouding en administratie van den heer Van Bentum
en ook diens entreekaartensysteem dermate gebrekkig zijn, dat
genoemde heer zelf niet volledig op de hoogte kan zijn van
zijn zaken, noch in staat is daarop behoorlijk toezicht uit te
oefenen, weshalve het Hoofdbestuur op de in de beslissing
nader omschreven wijze met het opleggen van een voorwaar
delijke geldstraf heeft willen volstaan.
dat bij recette-controle in de week van 28 April tot 4 Mei
1939, in het Corso Theater te Wormerveer ingesteld door den
daartoe door de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders en het be
trokken filmverhuurkantoor gemachtigden accountant, is ge
constateerd, dat de heer Oenen, bewerende, dat hij in deze
gemeente 20 van zijn bruto-recettes aan vermakelijkheidsbe-
lasting had te betalen, dit percentage ook in mindering had
gebracht op het aan den betrokken filmverhuurder toekomend
aandeel in de opbrengst der vertoonde films, maar dat de
heer Oenen in werkelijkheid slechts 10% vermakelijkheids-
belasting behoeft te betalen en in deze gemeente ook nimmer
een hooger percentage heeft betaald; dat de heer Oenen als
door hem in voormelde week gemaakte recette aan den film
verhuurder een bedrag heeft opgegeven, dat ƒ54.10 minder