UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN 11 van 8.25 en ƒ6.60 waren opgegeven: dat voorts uit de aanteekeningen van den Gemeente-ont vanger ter plaatse is gebleken, dat de rol in kwestie niet op 7 April, aanwezig was, doch eerst op 13 April was aan geschaft en dat in tegenstelling met de verklaring van den heer Biemans volgens mededeeling van den Gemeente-ont vanger bij elke aanschaffing van kaarten een afrekening wordt gegeven: dat vaststaat, dat een rol nieuw aangeschafte entreebil jetten niet is overgelegd en de daarvan verkochte kaarten niet verantwoord zijn, terwijl ook de contrölestrooken van deze kaarten zijn achtergehouden; dat eerst na het onderzoek van den controleerenden ac countant de meer verkochte kaarten zijn opgegeven en dat uit het vorenstaande moet worden opgemaakt, dat de heer Biemans den accountant in kwestie heeft trachten te mislei den, althans dat geen aannemelijke verklaring is gegeven voor het feit, dat een bedrag van ƒ30.15 niet is afgerekend, terwijl de heer Biemans toch bekend kan zijn met de artike len 8 en 9 van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschen Bioscoop-Bond. volgens welke de huurder van percentage-films ervoor zorg heeft te dragen, dat de filmverhuurder of diens gemachtigde een doeltreffende controle op de gemaakte recettes kan uit oefenen en het overeengekomen percentage aan den verhuur der, die tijdelijk deelgenoot is in de exploitatie-uitkomsten van de film, ten volle moet worden afgedragen; dat ingevolge het vorenstaande artikel 15 der Statuten op de firma Nieuwe Bioscoop te Oisterwijk moet worden toege past en dat het Hoofdbestuur de begane overtreding ernstig genoeg acht om haar daarvoor de straf van boete ten bedrage van 50.op te leggen, waaraan de waarschuwing moet worden verbonden, dat, indien zich bij de firma Nieuwe Bio scoop wederom zulk een overtreding zou voordoen, het Hoofd bestuur zeer zeker tot toepassing van zwaardere straffen zijn toevlucht zal moeten nemen. De Tweede Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar op Woensdag 7 Juni 1939 gehouden zitting o.m. nog de navolgende uitspraak gewezen: Inzake het op 27 April 1939 door den heer A. J. Dresscher, eigenaar van het filmverhuurkantoor „Express Film" te Am stelveen, aanhangig gemaakt geschil contra den heer J. C. A. Diks, exploitant van het Dixi Theater te Aalsmeer, dat de vordering van eischer (Dresscher) moet worden toegewe zen, en gedaagde (Diks) mitsdien moet worden veroordeeld om aan eischer tegen kwijting te betalen het gevorderd bedrag ad alsmede in de kosten van het geschil ad ƒ25. dus in totaal met de bepaling, dat dit totaalbedrag van in termijnen zal worden voldaan. i Deze uitspraak is gegrond op de overweging: dat gedaagde tegen eischers vordering in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat hij ingevolge een bij het aangaan van het contract, waarop de vordering steunt, gedane toezegging recht zou hebben op levering van de films, waarvoor betaling wordt gevorderd, ook na den expiratiedatum van het contract en dat eischer, die het bestaan van deze toezegging ontkent, de nalevering heeft geweigerd; dat echter in voormeld contract juist ten aanzien van de categorie van films, waartoe de niet door gedaagde afgenomen films behooren, nadrukkelijk is bepaald, dat deze categorie het eerst door gedaagde zou worden afqenomen; dat eischers vordering, welke overigens niet door gedaagde wordt betwist, in elk opzicht steunt op het tusschen partijen aangegaan contract en derhalve gegrond moet worden geacht; dat de vordering dan ook moet worden toegewezen en ge daagde mitsdien moet worden veroordeeld om aan eischer te betalen het gevorderd bedrag ad alsmede in de arbi- tragekosten ad ƒ25. een en ander met inachtneming van de in de uitspraak omschreven en met instemming van partijen getroffen betalingsregeling. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) heeft in haar zitting van 12 Juni 1939 de navolgende uitspraken gewezen: Inzake het door de N.V. Monopole Film. gevestigd te Rot terdam, op 14 Maart 1939 aanhangig gemaakt geschil contra den heer S. Samuels, wonende te Batavia, dat de vordering van eischeres (Monopole) ten deele en wel tot een bedrag van moet worden toegewezen en gedaagde (Samuels) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het toegewezen bedrag ad met veroordeeling van gedaagde in de geschilkosten, bedragende 50.zulks op grond van de overweging: dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat tusschen par tijen een overeenkomst, gedateerd 17 November 1936, is aan gegaan, waarbij eischeres aan gedaagde voor exploitatie in Ned. Oost-Indië o.a. heeft afgestaan de films „Oranje Hein", „Ochtendgloren", „Moederschap" en „Weenen 1934", en dat gedaagde aangenomen heeft aan eischeres te betalen vóór einde Januari 1937 voorts binnen 12 maanden na datum van het contract fen nog eens binnen 24 maan den na datum van het contract; dat gedaagde derhalve uiter lijk op 17 November 1938 het totaalbedrag van had moeten betalen, doch inderdaad slechts betaald heeft weshalve eischeres betaling vordert van of zooveel minder als de Commissie billijk acht, met veroordeeling van gedaagde in de arbitragekosten; dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat de film „Ochtendgloren" door de Commissie voor de Keuring van Films te Batavia niet toelaatbaar is verklaard, zoodat op grond van het bepaalde in artikel 15 der tusschen partijen aangegane overeenkomst het totaalbedrag der garantie met wordt verminderd; dat gedaagde voorts de afname van de film „Moederschap" geweigerd heeft, omdat eischeres hem deze film in een andere „versie" wilde leveren dan waarin hij deze film gekocht had en ook omdat hij zich terzake van de berekening der copie-kosten van de film „Ochtendgloren" dermate door eischeres benadeeld achtte, dat hij verder geen zaken met haar wilde doen; dat op grond van artikel 1 van het Arbitrage-Bondsregle ment van den Nederlandschen Bioscoop-Bond met uitsluiting van den burgerlijken rechter aan de Bondsarbitrage onder worpen zijn o.a. alle geschillen, waaromtrent door het daarbij betrokken lid met de andere partij is overeengekomen, dat zij ter beslechting zullen worden onderworpen aan de Bonds- arbitrage; dat eischeres lid is van den Nederlandschen Bioscoop- Bond; dat in het contract, hetwelk op of omstreeks 17 November 1936 tusschen partijen is gesloten, o.a. is bepaald (artikel 18): „Ten aanzien van eventueele geschillen of meenings- verschillen verklaren partijen hierbij zich te zullen onder werpen aan de door den Nederlandschen Bioscoop-Bond te Amsterdam ingestelde arbitrage-commissie en haar reglementen, in hoogste instantie"; dat derhalve de Commissie van Geschillen, volgens de Statuten en het Arbitrage-Bondsregement van den Nederland schen Bioscoop-Bond benoemd en aangewezen als arbitrage commissie, bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen Jls arbitrage-commissie, wier beslis singen vatbaar zijn voor hooger beroep bij den Raad van Beroep van den Bond; dat wat de film „Moederschap" betreft, de motieven, waar op gedaagde gemeend heeft de afname, althans de betaling van deze film te moeten weigeren, aan de Commissie onge grond voorkomen, daar gedaagde geen enkel bewijs heeft geleverd, dat eischeres hem deze film in een andere „versie" zou leveren dan waarin hij haar gekocht heeft: dat evenmin eenige grond voor het weigeren van de afname resp. betaling van de film „Moederschap" kan worden gevon den in de omstandigheid, dat gedaagde alle relaties met eischeres meende te moeten verbreken wegens zijn onaange name ervaringen met betrekking tot de film „Ochtendgloren", daar hij in ieder geval zijn verplichtingen tegenover eischeres moet honoreeren; dat uit het vorenstaande volgt, dat ter zake van de film „Moederschap" geen enkele grond aanwezig is tot vermin dering van het bedrag van fdat -edaagde aangenomen heeft aan eischeres te betalen: dat daarentegen gedaagdes bezwaren tegen afname en bèta-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 13