EEN SMALLE GESCHIEDENIS
Eenigen tijd geleden is in de pers door een film-
commissie van een aantal zoogenaamde nationale
vereenigingen een smalfilmwedstrijd uitgeschreven
met als onderwerp „Nederland in het heden". Bij
deze filmcommissie zijn o.a. aangesloten het Alge
meen Nederlandsch Verbond, de Algemeene Ne-
derlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenver
keer, de Koninklijke Vereenigingen Ons Leger,
Onze Vloot en Oost en West, de stichting I.N.
E.F., de Vereenigingen Indië-Nederland, Neder
landsch Fabrikaat en Nederland in den Vreemde.
De bedoeling is een film te vervaardigen, die
een levend beeld geeft van ons land en volk, van
zijn leven en werken, waarbij echter de vervaar
diger of combinatie van vervaardigers in hun
eigen oppvatting en uitwerking geheel vrij worden
gelaten.
Oogenschijnlijk heeft men hier te doen met een
prijzenswaardig initiatief. De filmproductie wordt
immers gestimuleerd en haar voortbrengselen wor
den dienstbaar gemaakt aan ons nationaal belang;
vele cineasten van eigen bodem krijgen bovendien
een kans en het is ten slotte wat waard, dat de
leiding van vereenigingen als vorengenoemd zich
interesseert voor de film en van haar beteekenis
doordrongen blijkt te zijn.
Geeft men zijn oogen echter goed den kost, dan
blijkt, dat hier wel sprake is van een initiatief,
maar van een van de bedenkelijke soort. Men leze
slechts de voorwaarden, die o.a, hierop neerko
men, dat deze film moet worden opgenomen op
16 mm.-formaat, zwart/wit, stom, met een projec
tieduur van ongeveer een half uur, voorzien van
de noodige titels, geheel gereed gemonteerd op
spoelen van 120 meter met bussen. De verzending
moet franco geschieden en de prijswinnaars staan
het recht van de copie en het uitsluitend vertoo-
ningsrecht af aan de commissie, terwijl ook van de
niet bekroonde films door deze commissie copieën
mogen worden vervaardigd en eventueel door der
den mogen worden vertoond, geheel te harer be
oordeeling.
En nu de prijs van dit alles.
Beschikbaar worden gesteld een eerste prijs, be
staande uit een opname-camera of een projectie
toestel van ca. 300.een tweede prijs, bestaan
de uit filmbenoodigdheden tot een totaalprijs van
150.en een derde prijs, bestaande uit filmma
teriaal tot een waarde van 50.waarbij dan
nog komen een zilveren medaille en een paar bron
zen legpenningen.
De kring der deelnemers is dus wel uiterst be
perkt, want men moet een welgesteld man zijn,
om zich de luxe te kunnen permitteeren voor zijn
plezier al de kosten te maken en zich al de moeite
te geven, welke de nakoming van de voorwaar
den van deze prijsvraag vereischt. Het cadeautje,
dat de gelukkige prijswinnaars, tot een maximum
van drie, eventueel in ontvangst krijgen te nemen,
staat immers in geen verhouding tot het werk en
de kosten. Men denke slechts aan de noodzakelijk
heid van oriënteering, het materiaal, de appara
tuur, het risico, de betiteling, de afwerking, etc,
nog niet gesproken van tijd, moeite en dozijnen
andere factoren.
Het gaat dus om de eer en dan is het natuurlijk
schandelijk om te denken aan kwesties van ma-
terieelen aard. Deze mogen bij zulk een gelegen
heid geen rol spelen. Op zichzelf beteekent dit,
dat deze „nationale" vereenigingen, die hun con-
tribuanten tellen onder alle lagen van het Neder-
landsche volk, trachten te parasiteeren op een mi
nuscuul groepje van welgestelde amateurcineasten,
die zich voor de gelegenheid wel eens een luxe
kunnen en willen permitteeren.
Of er honderden gepasseerd worden, die liefde
hebben voor het vak, die aanleg hebben en wel
licht wachten op de kans om hun naam te ves
tigen, d.w.z. hun bestaan te veroveren, schijnt hier
niet ter zake te doen.
Of er onder de gegeven omstandigheden wel
voldoende waarborgen zijn geschapen, dat ee.n
film tot stand komt, die er zijn mag en wier betee
kenis althans in verhouding staat tot het doel, dat
men zich heeft gesteld, althans harmonieert met
de klinkende namen, welke door vorenvermelde
vereenigingen gedragen v/orden, schijnt, gezien de
voorwaarden, eveneens niet van belang te zijn.
Onze nationale vereenigingen blijken uit te zijn
geweest op een koopje: een heele film voor een
paar honderd gulden, wie doet haar wat?
Maar is het niet een vreeselijk smalle geschie
denis zóó?
Wij althans meenen van vereenigingen als deze
gestes te mogen verwachten van breeder allure,
zeer zeker wanneer het gaat om een film over het
weidsche gegeven „Nederland in het heden". Het
betreft hier vereenigingen die meermalen een be
roep doen op goeden wil en burgerzin, ook bij
particuliere ondernemingen, niet in het minst bij
het film- en bioscoopbedrijf, dat zich trouwens bij
.•verschillende gelegenheden niet onbetuigd heeft
gelaten.
Waarom heeft de filmcommissie van deze ver
eenigingen thans niet evenzeer als de onderschei
dene besturen der aangesloten vereenigingen in
andere gevallen, den weg weten te vinden naar
het georganiseerde film- en bioscoopbedrijf? Ken
nen deze nationale vereenigingen haar natie niet
voldoende om te weten, dat er in Nederland uit
stekend geoutilleerde filmfabrieken gevestigd zijn?
Men heeft een waardevolle kans laten voorbij
gaan om de beginselen dezer vereenigingen leven
de werkelijkheid te do^n worden, want men heeft
bij de vervaardiging van zulk een belangrijk film-
gegeven als het leven en het werken van ons volk,