UITSPRAAK COMMISSIE VAN GESCHILLEN INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 27 8 betreft, niet opgaat haar bewering, als zoude uitdrukkelijk tusschen partijen zijn overeengekomen, dat de transactie be stond in het overhandigen van accepten, geteekend door Gebrs. Hirschberg, aangezien zij in de overeenkomst van 22 April uitdrukkelijk heeft verklaard, dat de heer Van Wesel van haar zou ontvangen een bedrag van fen wel ,,in den vorm van accepten", zoodat gelijk ook terecht door de Commissie van Geschillen is overwogen hier slechts sprake is van een betalingsvorm, die aan de oor spronkelijke beteekenis van de transactie geen afbreuk ver mag te doen; dat zulks ook blijkt uit de houding van partij-Mcnopole, die op de herhaalde aanmaningen van den heer Van Wesel, haar verplichtingen na te komen, niet gereageerd heeft met een protest, waarbij zij zich beroepend op den inhoud der transactie ontkende iets schuldig te zijn, maar met te wijzen op het feit, dat zij niet in het bezit der accepten was en deze daarom niet kon toezenden, terwijl zij zich aanvan kelijk bepaald heeft tot het vragen van uitstel en het zoeken van een oplossing; dat hierbij niet uit het oog mag worden verloren, dat, zooals ook door partij-Monopole is toegegeven, indien de accepten in kwestie onbetaald zouden zijn geretourneerd, partij-Monopole automatisch op grcnd van de overeenkomst van 22 April 1938 aansprakelijk zou zijn geworden tegenover den heer Van Wesel; dat de Raad overigens ten volle onderschrijft, wat de Commissie van Geschillen te dezen aanzien overwogen heeft en mede uit het vorenstaande volgt, dat het beroep van partij-Moncpole ongegrond moet worden verklaard, de over eenkomst van 22 April 1938 voor partijen bindend is en derhalve de vordering van den heer Van Wesel gegrond moet worden geacht; dat dan ook het vonnis van de Commissie van Geschillen moet worden bevestigd; dat aangezien de termijnen van betaling der vordering inmiddels zijn vervallen, het geheele bedrag ad ineens opvorderbaar moet worden geacht en partij-Mcnopole moet worden veroordeeld, dit bedrag aan den heer M. H. van Wesel te Amsterdam te betalen vóór den lsten November 1939, alles met de rente ad vijf ten honderd 's jaars van vanaf 8 Mei 1939, van fvanaf 1 Juni 1939 en van vanaf 1 Juli 1939, tot den dag der algeheele voldoening; dat voorts de Raad krachtens artikel 18 van het Arbitrage- Reglement van den Bond tevens heeft beslist, op partij- Monopole de straf van boycot toe te passen, indien zij niet vóór of op 1 November 1939 de door den Raad hiervoren gegeven beslissing mocht hebben gehonoreerd, dit alles met veroordeeling van partij-Monopole in de kosten der arbitrage in beide instanties, zijnde 75.in totaal.. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in haar op Woensdag, 27 September 1939 gehouden zitting in zake het door de UFA Maatschappij voor Film- en Bioscoopbedrijf N.V., gevestigd te Amsterdam, op 23 Sep tember 1939 aanhangig gemaakt spoedgeschil contra de N.V. Zevende Bouwmaatschappij „Nieuw Rustenburg", gevestigd te 's-Gravenhage en exploiteerende het Metropole Palace aldaar, uitspraak gedaan, waarbij de Commissie verklaart, dat gedaagde (Metropole Palace) verplicht moet worden geacht tot onderteekening van de tusschen partijen aan gegane overeenkomst, overeenkomstig de door gedaagde onderteekende en door eischeres (Ufa) geaccepteerde „aan vrage voor het vertooningsrecht van Ufa-films" d.d. 17 Augustus 1939, inzake den zoogenaamden verhuur en huur van drie met name genoemde films voor zoogenaamde „eerste-week-vertooning-Den Haag" en zeven eveneens met name genoemde films voor zoogenaamde „tweede-weeks- vertooning-Den Haag", alle behoorende tot eischeresses pro ductie 1939/1940. De Commissie veroordeelt gedaagde om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten, bedragende 25. Deze uitspraak is gegrond op de volgende overwegingen: dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat overeen komstig een door gedaagde onderteekende en door eischeres geaccepteerde „aanvrage voor het vertooningsrecht van Ufa- films" tusschen partijen een overeenkomst is tot stand ge komen in zake den zoogenaamden verhuur en huur van drie films voor zoogenaamde „eerste-week-vertooning-Den Haag" en zeven films voor zoogenaamde „tweede-week-vertooning- Den Haag", alle met name genoemd en behoorende tot eischeresses productie 1939/1940; dat gedaagde ondanks her haalde aanmaning in gebreke is gebleven met de onderteeke ning der desbetreffende contracten, evenals met de overeen gekomen betaling van bij onderteekening van het contract; dat eischeres derhalve der Commissie verzocht heeft gedaagde te verplichten tot onderteekening der voren bedoelde contracten en te veroordeelen tot betaling van falsmede in de geschilkosten; dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat er weliswaar een overeenkomst tusschen partijen, over eenkomstig meerbedoelde „aanvrage", is tot stand gekomen, maar dat sedert het onderteekenen der „aanvrage" het land van herkomst der films in oorlog is geraakt, zoodat het allerminst zeker is, dat de gecontracteerde films, waarvan er verscheidene nog vervaardigd moeten worden, wel ge leverd zullen worden, weshalve gedaagde bezwaar maakt tegen een vooruitbetaling van dat gedaagde met dit verweer vooruitloopt op eventueele moeilijkheden, die zich misschien in de toekomst zouden kunnen voordoen en dan hetzij in onderling overleg tusschen partijen, hetzij door het uitlokken van een arbitrale beslis sing, ongetwijfeld zullen worden opgelost, zoodat dit ver weer ongegrond moet worden geacht; dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde verplicht moet worden geacht tot onderteekening van de tusschen par tijen aangegane overeenkomst als vorenbedoeld; dat de vordering van eischeres gegrond moet worden geacht en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ25.—. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum Titels waaronder de films Naam van den waarop in schrijving ver zocht is in Nederland worden uif- houder der ex gebracht ploitatie-rechten 19 Sept. 1939 De laatste kus Warner 20 21 Dat is nog al glad! Terreur in Texas Habé 22 Paradis Perdu 1) Lumina 22 Dag Meneer Chips! Metro 22 6000 Vijanden 22 Als het je tijd is 25 De stad der gedoemden Warner 26 De jongens knappen het op 27 Storm over de prairie Centra 27 De zwarte Satan Het recht van het Noorc en In plaats van den titel: „Pierre Leblan's groote liefde"

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 10