BEZWAREN TEGEN VERVROEGING VAN NIEUWSUITZENDING Zooals bekend heeft het Hoofdbestuur, adhaesie betuigend aan desbetreffende adressen van direc teuren der Amsterdamsche Tooneelgezelschappen en de directie van het Amsterdamsche Concertge bouw-orkest, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, den Radio-raad en de directies der vier groote omroepen verzocht om. met het oog op de omstandigheid, dat het tijdstip, waarop de eerste nieuwsuitzending plaats vindt, juist gelegen is in die oogenblikken, waarop men zich meestal naar de bioscoop begeeft, het daarheen te willen leiden, dat het tijdstip voor de uitzending van de persbe richten 's avonds wordt vervroegd tot zeven uur, een uur, waarop meestal iedereen in zijn woning aanwezig is. Men was in het bedrijf namelijk van meening, dat in verband met de belangstelling, welke als gevolg van de internationale omstandigheden voor de nieuwsberichten bestaat, dermate is, dat juist het tijdstip van uitzending een ongunstigen invloed op het bezoek aan de bioscoop uitoefent. Dit geldt vooral voor die gemeenten, waar het radio nieuws van acht uur nog niet in de ter plaatse verschijnende krantenedities is gepubliceerd en bovendien voor wat de bioscoop betreft het bezoek niet kan worden verschoven naar de tweede voor stelling, aangezien in vele gevallen slechts één voorstelling per avond wordt gegeven. Het Hoofdbestuur heeft op zijn brieven tot heden slechts één antwoord mogen ontvangen en wel van het Bestuur van de A.V.R.O. In dezen brief deelt de A.V.R.O. het Hoofdbe stuur mede, dat, hoezeer zij altijd gaarne bereid zal worden gevonden, waar eenigszins mogelijk, onze verlangens welwillend tegemoet te treden, zij in dit geval de overtuiging mist, dat belangrijke offers van haar belangen ten voordeele zouden strekken aan die van het bioscoopbedrijf, zoodat zij een wijziging van het uur van uitspreken van het avondpersbericht niet in uitzicht kan stellen. De A.V.R.O. is namelijk van meening, dat er tusschen de tijdelijke inzinking van bioscoopbezoek en het tijdstip, waarop de persberichten worden uitgezonden, geen verband bestaat. Blijkbaar uitsluitend afgaande op den toestand in Amsterdam verwacht ze van een vervroeging der nieuwsuitzending tot zeven uur voor het bedrijf geen verbetering, omdat immers alsdan de eerste voorstellingen van de bioscopen reeds beginnen. Zooals wij echter hebben doen uitkomen is de toe stand in vele gemeenten elders, o.a. in Den Haag en in de meeste kleine gemeenten, anders dan in Amsterdam en beginnen daar de voorstellingen, die meestal den geheelen avond in beslag nemen, later. Voorzoover de persberichten wel van invloed mochten zijn op het bezoek aan de bioscopen ver wacht de A.V.R.O. van een vervroeging van de acht-uur-uitzending geen verbetering, aangezien in- dat geval het publiek begeerig blijkt te zijn naar het laatste nieuws, dus ook naar het nieuws, dat om tien uur wordt uitgezonden, en op eventueele andere tijdstippen, zoodat het publiek door de nieuwsuitzending in het algemeen als gevolg van de bijzondere tijdsomstandigheden juist daardoor meer in huis wordt gehouden dan vroeger. De tijd stippen acht zij hierop niet van invloed. Ten slotte wijst genoemde omroepvereeniging erop, dat de luisterdichtheid van het gehoor om acht uur belangrijk grooter is dan om zeven uur, zoodat het nuttigheidsrendement van een bericht geving om zeven uur belangrijk lager zou zijn, ter wijl zij bovendien vreest, dat een dergelijke ver vroeging vele protesten van neringdoenden en van hen die 's avonds om zeven uur door overwerk of om andere redenen nog niet in hun woning kunnen- zijn, zal opleveren. GEEN REDEN TOT ONGERUSTHEID Ons artikel in het Officieel Orgaan van 1 Sep tember, waarin wij critiek hebben uitgeoefend op een smalfilmwedstrijd, met als onderwerp: „Neder land in het heden", welke wedstrijd uitging van een film-commissie van een aantal bekende nationale vereenigingen, heeft in de kringen dezer vereeni gingen de aandacht getrokken. Naar aanleiding daarvan heeft namelijk op insti gatie van vorenbedoelde commissie een onderhoud plaats gehad met een vertegenwoordiger van het Hoofdbestuur. Bij deze gelegenheid heeft men de uitdrukkelijke verzekering 'gegeven, dat de smalfilmwedstrijd „Nederland in het heden" als geheel op zichzelf staand en overigens vrij onbeteekenend moet wor den beschouwd. 'Het blijkt nimmer de bedoeling geweest te zijn het bonafide bedrijf te passeeren of te benadeelen. En zoodra fondsen beschikbaar mochten komen, en bedoelde vereenigingen wederom den tijd aange broken achten om een filmopdracht te geven, zullen zij zich evenals zulks voorheen steeds het geval is geweest, uitsluitend wenden tot het erkende film bedrijf. Van vorenstaande verzekering is dezerzijds gaar ne acte genomen en wij meenen dan ook, dat hier mede het incident kan worden gesloten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 6