VASTSTELLING VAN MINIMUMPRIJZEN In artikel 4 A van het Minimum-Prijzen-Reglé- ment is o.a. bepaald, dat jaarlijks, vóór den eersten April, door elk P.C.-college mini mumprijzen moeten worden vastgesteld, zoowel voor alle permanente bioscopen, als voor alle voorstellingen van reizende bioscopen in de be treffende gemeente. Met het oog hierop worden de leden-exploi- tanten uitgenoodigd om, indien zij een wijziging in de voor hun theaters vastgestelde minimum prijzen wenschen te zien aangebracht, daarvan onverwijld schriftelijk kennis te geven aan de Prij- zen-Commissie en wel: vóór Dinsdag 12 Maart e. k. Zij gelieven er daarbij rekening mede te willen houden, dat, overeenkomstig art. 4 C van voren genoemd reglement, elke vaststelling van mini mumprijzen zal moeten voldoen aan de navolgen de vereischten: a. afzonderlijke minimumprijzen voor: 1. elke gewone permanente bioscoop in de be treffende gemeente, 2. elk journaal-theater in de betreffende ge meente. 3. alle overige voorstellingen en vertoonin gen (van reisbioscopen). Het komt meermalen voor, dat bij bijzon dere gebeurtenissen een aantal exploitanten op het laatste moment aan de Prijzen-Com- missie om vaststelling verzoekt van een afzonderlijken minimumprijs voor journaal voorstellingen. Aangezien de onderschei' dene P. C. Colleges aan een dergelijk ver zoek reglementair dikwijls niet kunnen vol doen, althans niet zoo, dat de vaststelling met het oog op den dikwijls korten termijn eenig effect zou kunnen hebben, wordt nog eens uitdrukkelijk onder de aandacht van de leden-exploitanten gebracht, dat zij, die een journaaltheater zouden willen gaan exploi- teeren, (waaronder volgens artikel IC van het Minimum-Prijzen-Reglement worden verstaan permanente bioscopen, die al dan niet geregeld journaalvoorstellingen geven, DUS OOK DIE BIOSCOPEN, WELKE BI] BIJZONDERE GELEGENHEDEN DERGELIJKE VOORSTELLINGEN GEVEN), zich moeten wenden tot de Prijzen-Commissie (Bondsbureau) met het verzoek om vaststelling van een afzonder lijken minimumprijs voor journaalvoorstel lingen. b. afzonderlijke minimumprijzen voor: 1. ochtend-voorstellingen, 2. avond-voorstellingen, 3. middag-voorstellingen, waarbij afzonder lijke prijzen voor kinderen tot den leeftijd van 14 jaar, 4. voorstellingen, die speciaal voor kinderen min of meer geregeld op bepaalde dagen worden gegeven, 5. biljetten, die worden uitgereikt als vergoe ding voor bewezen diensten (ophangen van glasbiljetten e.d.) in resp. van elk der sub a. vermelde categorieën, met bepaling van het maximum aantal, dat hiervoor mag worden uitgereikt; (z.g.n. invitatiebiljetten); c. vaststelling van het maximum-aantal plaatsen, waarvoor de vastgestelde minimumprijzen mo gen gelden in elke gewone permanente bio scoop afzonderlijk en voor alle voorstellingen van reizende bioscopen; dit aantal kan worden uitgedrukt in procenten van het totaal aantal plaatsen, maar mag nimmer meer bedragen dan t/a gedeelte van dat totaal-aantal. Exploitanten, die vóór Maandag 12 Maart geen schriftelijk verzoek tot wijziging van een of meerdere minimum-entreeprijzen hebben inge diend, zullen worden geacht met de thans gelden de minimumprijzen accoord te gaan. BEËINDIGING LIDMAATSCHAP Aangezien de navolgende leden niet meer vol doen aan het bepaalde in artikel 8 van de Statu ten van den Nederlandschen Bioscoop-Bond ten aanzien van de vereischten voor het lidmaatschap van dien Bond, is het lidmaatschap dezer leden in gaande 1 Januari 1940 automatisch beëindigd. Internationale Film Agentuur (I.F.A.), Wester- termarkt 21 te Amsterdam, directeur G. H. Wit- mondt; Internationaal Filmverhuur- en -verkoopkantoor J. C. F, Th. Desmet, Nieuwendijk 69, te Amster dam. TOELATING TOT HET LIDMAATSCHAP Tot het lidmaatschap van den Bond is toege laten de heer J. Deutekom te Noord-Scharwoude. exploitant van een nieuwe permanente bioscoop aan de Boven Nieuwstraat 115 te Kampen. 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 13