Dit inzicht nu, dat door den rechtskundigen
adviseur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond,
den heer Mr. Ch. J, F. Karsten, die onze belangen
in deze procedure op zoo excellente wijze behar
tigd heeft, ook steeds met zooveel klem en met
zulk een overvloed van argumenten is verdedigd,
heeft thans zijn bevestiging gevonden in de over
wegingen van het arrest van het Amsterdamsche
Hof.
Dit is de tweede, verreweg belangrijkste reden,
waarom ons 's Hofs arrest zooveel voldoening
schenkt. De overwegingen van het Hof immers,
die tot dezelfde conclusie leiden als die van de
Utrechtsche Rechtbank, zij het met dit verschil,
dat de overwegingen der Rechtbank geheel omver
worden geworpen, bewijzen, dat dit College zich
veel dieper in de materie heeft ingewerkt, dan
welk ander rechtscollege tot heden. Uit de exacte
omschrijving van het proces der wording van een
film blijkt, hoe ernstig men gepoogd heeft zich
een voorstelling te maken van de wijze waarop
een film tot stand komt. Men proeft er als hef
ware uit, zooals wij trouwens reeds meenden op
te merken uit de interrupties der raadsheeren bij
de gehouden pleidooien, welk een absurditeit het
door het Hof wordt geacht, dat wèl de componist
en niet iedere artist, die zijn deel bijdraagt aan
de totstandkoming van een film, zooals bijvoor
beeld de architect, de schilder, de cineast, afzon
derlijk auteursrecht op de film zouden kunnen
doen gelden, en dan dit laatste alléén, omdat, zoo
als de raadsman van Buma het had gesteld, er een
Buma is, waarin zich een aantal componisten heeft
georganiseerd.
In wezen is dit de kern van de heele kwestie.
Wanneer immers het standpunt van Buma juist
zou zijn, zou de geluidsfilm bestaan uit een aantal
afzonderlijke werken, waarop evenzoovele geeste
lijke werkers en kunstenaars in beginsel auteurs
recht zouden kunnen doen gelden. Zij allen zou
den dus, na gezamenlijk de film tot stand gebracht
te hebben, bij de vertooning daarvan ieder afzon
derlijk hun rechten kunnen doen gelden, mits zij
maar een organisatie achter zich zouden hebben
staan. Wat er echter van een film terecht zou
komen, indien al deze menschen zouden medewer
ken, zonder dat de groote lijn, zonder dat de visie,
de scheppende geest en het bindend element van
een bepaalde leiding aanwezig waren, zonder dat
dus dat aanwezig was, wat de film tot een kunst
werk maakt, heeft Buma zich maar liever nooit
afgevraagd. Het Hof heeft dit thans gelukkig wel!
Het heeft in klare woorden gezegd, dat een ge
luidsfilm is een werk in den zin van artikel 6 der
Auteurswet, hetwelk alle medewerkers, ook voor
zoover zij scheppenden arbeid verrichten, samen
tot stand brengen naar het ontwerp en onder lei
ding en toezicht van den maker der film.
,,Het tot muziek gecomponeerde geluid, zooals
het in de geluidsfilm ten gehoore wordt gebracht",
aldus een der overwegingen, „is gecomponeerd als
bestanddeel van het zelfstandig kunstwerk, dat de
geluidsfilm is. en die muziek is niet een op zichzelf
staand afzonderlijk bestanddeel in dat kunstwerk,
doch staat in nauwste verband tot de andere be-
standdeelen. zoodanig dat het kunstwerk in zijn
geheel een ondeelbare eenheid vormt; waaraan niet
c, f doet, dat onderdeden der muziek wellicht als
afzonderlijke melodieën of muziekstukken ten ge
hoore gebracht kunnen worden, evenzeer als een
dans of wedstrijd of andere scène uit de film
afzonderlijk kan worden vertoond, dan wel een
daarin voorkomende dialoog afzonderlijk kan wor
den voorgedragen". Het Hof acht ten deze al
evenzeer van belang de wijze, waarop het werk
tot stand komt, aangezien het ontwerp van den
maker van de film bij aller arbeid richting gevend
is en al die arbeid zich heeft te voegen in het
kader van dit ontwerp en onder straffe leiding
en toezicht gestuwd wordt naar één enkelvoudig
resultaat, dat is de naar het ontwerp van den
maker vervaardigde geluidsfilm.
Het Hof laat zelfs daar de vraag, of de com
ponist van de filmmuziek auteursrecht heeft op de
muziek, voorzoover deze kan worden losgemaakt
uit het filmverband en afzonderlijk ten gehoore
wordt gebracht. Het acht deze vraag niet aan de
orde, maar werpt haar niettemin met even zooveel
woorden op, hetgeen op zichzelf een merkwaar
digheid is en moet worden opgevat als een uiting
van twijfel, welke hieromtrent bij het Hof bestaat.
Al met al is dit de groote winst, dat 's Hofs
arrest zich niet beperkt tot de betalingskwestie,
noch tot een incidenteele aangelegenheid van bur
gerlijk recht. Het stijgt daar ver boven uit. Het is
een zij het dan late rechterlijke hulde aan de
15