OFFICIEEL ORGAAN DE VOORGESTELDE WIJZIGING DER BIOSCOOPWET VAK DEM NEDERLANDSCHEM BIOSCOO P - BON D In een artikel, gepubliceerd in het nummer van dit Orgaan van 1 Februari j.L, zijn de voornaamste redenen, waarom het film- en bioscoopbedrijf van meening is, dat de Bioscoopwet door het inge diende ontwerp-wetswijziging op drift is geraakt, omstandig uiteengezet. Onze bezwaren komen, indien we het nog eens in het kort mogen zeggen, in beginsel hierop neer, dat de Wetgever de bevoegdheden, welke hij van noode heeft als gevolg van het feit, dat alle film- vertooningen dus ook die, welke buiten het bonafide bedrijf om, alsmede die, welke niet in het openbaar gegeven worden onder het bereik der Wet worden gebracht, dermate vaag en alge meen omschreven heeft, dat zij met een handom draai van haar eigenlijke doelstelling kunnen wor den losgemaakt en tegen het bonafide bedrijf ge richt, althans zóó kunnen worden gehanteerd, dat zij op het gebied van het film- en bioscoopbedrijf onnoodig veel schade aanrichten. Dit laatste nu kan nimmer de bedoeling der Overheid zijn en is het ook inderdaad niet, naar ons stellig verzekerd werd. Ongetwijfeld mogen wij te dezen aanzien eenig vertrouwen hebben. Het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf immers, dat dank zij algeheele or ganisatie, van onderaf voorbeeldig geordend is, mag er aanspraak op maken, voor volwaardig te worden aangezien. De Overheid heeft meermalen te kennen gegeven, dat zij cle organisatorische zelfwerkzaamheid van het particuliere bedrijf res pecteert, ja op prijs stelt. Vandaar dat voorkomen dient te worden, dat deze zelfwerkzaamheid en het daaruit ontstane vrije overleg tusschen Overheid en bedrijf, waaruit zooveel goeds geboren werd, niet als gevolg van de voorgestelde wetswijziging tot een dooden fac tor mag worden, met alle nadeelen van dien. In heit adrfes, dat het Hoofdbestuur tot de Volksvertegenwoordiging heeft gericht en dat hierachter volledig is afgedrukt (het adres is inge komen in de zitting der Tweede Kamer van 13 Februari en op genoemden datum doorgezonden aan de daarvoor in aanmerking komende Com missie), wordt onzes inziens op eenvoudige wijze den weg aangegeven, waarlangs de Wetgever met inachtneming van de specifieke bedrijfsbelangen de voorgestelde wijziging aan haar oorspronkelijk doel kan doen beantwoorden. Wij meenen, dat de wijze, waarop de vigee- rende Bioscoopwet is uitgevoerd, namelijk in nau we samenwerking met het bedrijf, waartegen zij oorspronkelijk in het leven was geroepen, een waarborg biedt voor een omzichtige en gewetens volle behandeling door de Kamer. Het ontwerp, dat op 6 Februari bij de Kamer is ingekomen, is reeds doorgezonden naar de afdee- lingen, zoodat binnen niet al te langen tijd het af- deelingsverslag tegemoet kan worden gezien en wij derhalve, zij het dan voorloopig, kennis kun nen nemen van de opvattingen der Kamer. 1

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 3