loopen van nieuwe beperkende voorwaarden, waarop zij bij den opzet van haar bedrijf niet ge rekend hebben, en die zij, vertrouwende op de rechtszekerheid der verleende vergunning, nimmer hebben kunnen voorzien en die bij de verdere exploitatie groote schade kunnen veroorzaken. Het nieuwe artikel 19.a. Ook het nieuwe artikel 19.a ontmoet bij het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf groote hez waren. De Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft bij vroegere gelegenheden op dagen van nationalen rouw steeds getoond tot alle noodige medewerking bereid te zijn. Indertijd heeft de Nederlandsche Bioscoop-Bond vrijwillig den Minister van Bin- nenlandsche Zaken aangeboden eerst op den dag, nadat Hare Majesteit Koningin Emma overleed, en daarna op den dag na het verscheiden van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik, welke beide dagen als dagen van nationalen rouw werden beschouwd, de bioscopen in geheel Nederland te sluiten en zoo ook is het geschied. Indachtig aan het feit, dat, zoolang de Bioscoop wet bestaat, er zich nimmer eenige wrijving dien omtrent tusschen overheid en bioscoopbedrijf heeft voorgedaan, acht requestrant de vraag gewettigd, waarom deze bepaling in artikel 19 moet worden opgenomen. Daardoor wordt ook weer de rechts positie van het film- en bioscoopbedrijf aan het wankelen gebracht, te meer waar de bevoegdheid van den Minister om de vertooning van films te verbieden niet alleen van kracht is voor dagen van nationalen rouw, maar ook voor „andere bij alge- meenen maatregel van bestuur aan te wijzen dagen van bijzonderen aard". Hierbij zij opgemerkt, dat bij den opzet op com- mercieele basis der bioscoopondernemingen ver trouwd is op de bestaande Wet, die het recht geeft om het bioscoopbedrijf gedurende het geheele jaar, zonder dat één dag gemist behoeft te worden, uit te oefenen. Overigens blijkt uit den tekst van het nieuwe artikel 19.a noch uit de Memorie van Toelichting, wat bedoeld wordt met „andere dagen van bijzon deren aard", welke bij algemeenen maatregel van bestuur zullen worden aangewezen, en evenmin, welke films dan wel en welke niet door een ver- tooningsverbod getroffen zullen worden. Naar de meening van requestrant kan hierbij slechts als criterium gelden: dagen, waarop zich buitengewone omstandigheden voordoen, zooals oorlogsgevaar, mobilisatie, oproer, e.d. Ingeval tot amendeering mocht worden overge gaan, zou requestrant nog willen verwijzen naar zijn opmerking, gemaakt aan het slot van zijn beschouwing in dit adres over het nieuwe artikel 16.a, welke opmerking ook van toepassing is op de eventueele amendeering van artikel 19.a. Het moet naar de meening van requestrant alleszins ge- wenscht worden geacht te bepalen, dat, indien de Regeering de bevoegdheid zou krijgen om onder buitengewone omstandigheden de vertooning van films te verbieden, zulk een verbod niet zal mogen worden uitgevaardigd dan na overleg met de organisatie van het Nederlandsche film- en bio scoopbedrijf. Naast deze overwegende bezwaren betreffende de artikelen 4, 16.a en 19.a heeft requestrant ook nog andere bezwaren tegen eenige voorgestelde wijzigingen, welke hieronder worden uiteengezet. Artikel III. Noch uit de bewoordingen van dit artikel, noch uit de Memorie van Toelichting blijkt, van welken aard de voorwaarden, vermeld in den tweeden zin van het nieuwe eerste lid zullen zijn, die in elk geval aan een vergunning worden verbonden. Daar het bestaande artikel 3 uitsluitend mogelijk maakt het uitvaardigen van voorschriften nopens de veiligheid, gezondheid en zedelijkheid, aan welke voorwaarden het gebouw, waarin de film- vertooning plaats vindt, moet voldoen, meent requestrant te mogen aannemen, dat ook met deze wijziging wordt beoogd, dat bij algemeenen maat regel van bestuur dergelijke algemeene voorwaar den nopens de veiligheid, gezondheid en zedelijk heid kunnen worden gesteld. Requestrant acht het echter van groot belang, dat zulks in artikel 3 wordt bepaald, zoodat de mogelijkheid wordt uit gesloten om op grond van artikel 3 der Wet andere voorwaarden tuiten deze onderwerpen om aan de vergunning te verbinden. Artikel V. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat Ge meentebesturen bij de verleening eener vergun ning andere voorwaarden zouden stellen, dan die, steunende op het bepaalde in artikel 3 en die naai de meening van requestrant dus uitsluitend mogen betreffen de veiligheid, gezondheid en zedelijk heid. Vandaar, dat het naar de meening van requestrant gewenscht is, om in de voorgestelde aanvulling a. achter het woord voorwaarden" nog toe te voegen de woorden „als bedoeld in artikel 3". Artikel VI. Het zou naar de meening van requestrant aan beveling verkenen aan artikel 6 (eveneens aan artikel 13) een bepaling toe te voegen, waardoor een beroep in hoogste instantie op de Kroon werd mogelijkgemaakt.Daardoor zouden ongelijkheid en tegenstrijdigheid van beslissingen van verschillen de Colleges van Gedeputeerde Staten worden op geheven en zou er een algemeen geldende juris prudentie voor het geheele land worden ver kregen. 4

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 6