INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
16
door deze onrechtmatige daad schade heeft geleden, welke
zij begroot op minstens en derhalve der Commissie
van Geschillen heeft verzocht gedaagde te veroordeelen tot
betaling aan haar van of zooveel meer of minder
als de Commissie billijk acht;
dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat
aan de optie op de film „Sie sind Viotta" zekere voorwaarden
waren verbonden, onder andere, dat aan filmhuur 25 der
netto-recette zou worden betaald; dat, toen deze film niet
werd vervaardigd, gedaagde geen juridische verplichting
meer aan eischeres had, doch niettemin aan haar het eerst
de vervangende film „Een hopeloos geval" heeft aangeboden,
vanzelfsprekend op de voorwaarden, als overeengekomen
voor de optie cp de niet vervaardigde film; dat de film
„Een hopeloos geval" reeds op 3 Juni aan eischeres ter in
zage werd gezonden, die ingevolge een andere optie-voor
waarde binnen 3 dagen haar beslissing had te nemen; dat
derhalve gedaagdes vertegenwoordiger op 6 Juni 1940 eische
res bezocht, cm te vernemen, of deze bereid was de film
tegen 25 der netto-recette af te nemen; dat eischeres
daartoe in het geheel niet bereid was en slechts 10% bood;
dat onmiddellijk aan eischeres werd medegedeeld, dat haar
voorstel niet kon worden aanvaard en zelfs niet als basis
voor verdere onderhandelingen in aanmerking kon komen;
dat gedaagde, die het zijn plicht achtte, om eischeres de
film „Een hopeloos geval" op de optie-voorwaarden, als
vastgesteld voor de film „Sie sind Viotta", het eerst aan te
bieden, aan die verplichting heeft voldaan, door eischeres
volkomen in de gelegenheid te stellen deze film tegen het
vastgestelde percentage af te nemen;
dat daarentegen eischeres van het haar bij de optie gegeven
recht geen gebruik heeft gemaakt, door te weigeren de film
tegen het overeengekomen percentage te huren, waarbij zij
weliswaar een nader voorstel heeft gedaan, hetwelk gedaagde
echter onmogelijk kon accepteeren, hetgeen eischeres onmid
dellijk heeft geweten, zooals uit het onderzoek der Commis
sie van Geschillen is komen vast te staan;
dat derhalve gedaagde vrij was, om de film voor zooge
naamde eerste-week-vertocning in een ander Haagsch bio
scooptheater te verhuren, waarmede hij geen onrechtmatige
daad pleegde;
dat op grond van het vorenstaande aan eischeres haar
vordering moet worden ontzegd, met hare veroordeeling in
de kosten van het geschil, bedragende 25.
Inzake het op 18 April 1940 door de N.V. Filmex, geves
tigd te Amsterdam, aanhangig gemaakt geschil contra den
heer F. L. D. Bruglemans, exploitant van het City Theater
te Roosendaal, dat aan eischeres (Filmex) haar vordering
moet worden ontzegd, met haar veroordeeling in de kosten
van het geschil, bedragende 25.
Deze uitspraak is gegrond op de volgende overwegingen:
dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat ingevolge een
op of omstreeks 11 Januari 1939 tusschen partijen gesloten
overeenkomst in zake den zoogenaamden verhuur en huur
van films gedaagde (Bruglemans) vóór einde Juli 1939 van
haar had af te nemen de film „Een vrouw verloor", met
welke afname gedaagde in gebreke is gebleven; dat ge
daagde, die door eischeres herhaaldelijk in de gelegenheid
werd gesteld de film in kwestie na den expiratiedatum van
het contract alsnog ter vertooning te brengen, geweigerd
heeft hierop in te gaan, alsook den overeengekomen auteurs-
prijs voor genoemde film a 50.te betalen; dat eischeres
derhalve der Commissie van Geschillen heeft verzocht ge
daagde te veroordeelen, om haar tegen kwijting te betalen
een bedrag van 50.alsmede in de kosten van het geschil;
dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd,
dat niet hij in gebreke met de afname, doch integendeel
eischeres in gebreke met de levering der film „Een vrouw
verloor" is gebleven; dat hij op 20 April 1939 een brief
van eischeres ontving, waarin zijn aandacht er op werd
gevestigd, dat hij nog 2 films had af te nemen en eischeres
in geen geval een overschrijding van den einddatum van
het contract zou kunnen toestaan; dat er geen aanleiding
bestond voor het schrijven van een dergelijken brief, aan
gezien gedaagde nog 3J^2 maand den tijd had voor het afne
men dier 2 films en ook de overige 3 tot het onderwerpelijk
contract behoorende films zeer regelmatig had afgenomen;
dat hij met zijn brief van 25 April 1939 eischeres heeft ver
zocht voor de beide films („Een vrouw verloor" en „Spot
ternij en Zotternij") de inzetdata van 12 Mei en 23 Juni 1939
te boeken; dat eischeres met haar brief van 28 April ant
woordde, dat zij de films «iet vóór Augustus 1939, dus na
den expiratiedatum van het contract, aan gedaagde kon
leveren; dat gedaagde te kennen heeft gegeven, dat hij daar
mede geen genoegen kon nemen; dat eischeres met haar
brief van 30 Juni 1939 aanbood de film „Een vrouw ver
loor" te leveren vanaf 28 Juli en „Spotternij en Zotternij"
vanaf 11 Augustus 1939; dat gedaagde in het reeds instaande
programma, te vertoonen vanaf 28 Juli, onmogelijk een dra
matische film als „Een vrouw verloor", welke bovendien te
lang was, kon plaatsen, doch er in slaagde, om vanaf ge
noemden datum eischeresses film „Spotternij en zotternij" te
vertoonen, hoewel zulks met moeite en kosten voor hem
gepaard ging; dat eischeres derhalve met de levering van
één film van het onderwerpelijk contract voor den eind
datum in gebreke is gebleven;
dat opmerkelijk is het feit, dat eischeres, na eerst gedaagde
te hebben medegedeeld, dat zij in geen geval na den eind
datum van het contract zou leveren, vervolgens ruim 3 maan
den voor de expiratie van het contract op gedaagdes opgave
van inzetdata moet antwoorden, dat zij niet in staat is de
nog af te nemen films „Een vrouw verloor" en „Spotternij
en zotternij" voor den expiratiedatum te leveren;
dat eischeres onder de gegeven omstandigheden niet kon
verwachten, dat gedaagde cp zijn beurt wel genoegen zou
nemen met een afname na den expiratiedatum van het con
tract, hetgeen hij haar dan ook te kennen heeft gegeven;
dat gedaagde van den hem geboden inzetdatum van 28
Juli 1939 voor vertooning van de film in kwestie („Een
vrouw verloor") geen gebruik kon maken, hetgeen hij eische
res heeft medegedeeld en waarmede eischeres accoord is
gegaan;
dat, indien gedaagde wel het aanbod van eischeres had
aanvaard en de film „Een vrouw verloor" vanaf 28 Juli
had ingezet, gedaagde toch zou hebben geweigerd, om na
den einddatum de andere film, namelijk „Spotternij en zot
ternij" af te nemen en dan zou het onderhavig geschil op
laatstgenoemde film betrekking hebben gehad;
dat op grond van het vorenstaande aan eischeres haar
vordering moet worden ontzegd, met hare veroordeeling in
de kosten van het geschil, bedragende f 25.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in
het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren
tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen
na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet
geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle
ment.
Datum
waarop in
schrijving ver
zocht is
4 Sept.
4
4
1940
Titels waaronder de films
in Nederland worden uit
gebracht
Loterij der liefde
Carnaval van Venetië
Gevaarlijke vrouwen
Naam van den
houder der ex
ploitatie-rechten
Meteor