DE VOORZITTER ONTVANGT DE PERS
Onmiddellijk na zijn benoeming door den Secre
taris-Generaal van het Departement van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen tot Voorzitter
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft de
heer C. S. Roem op het Bureau van den Bond te
Amsterdam een onderhoud toegestaan aan de pers.
Tijdens deze conferentie, welke druk bezocht
was, heeft de heer Roem een toelichting gegeven
op het Besluit van de Secretarissen-Generaal van
4 October, betreffende de organisatie van het
Filmwezen en tevens eenige mededeelingen ge
daan.
De heer Roem begon met te wijzen op het voor
het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf zoo
belangrijke feit, dat de Overheid een aanzienlijk
deel van de taak, welke zij met betrekking tot het
filmwezen op zich genomen heeft, heeft gedele
geerd aan den Nederlandschen Bioscoop-Bond.
Ongetwijfeld is de taak van den Bond daardoor
veelomvattender en zwaarder, maar vooral ook
belangwekkender geworden. Van in hoofdzaak
commercieele bedrijfsorganisatie is hij thans ge
worden tot een semi-officieel orgaan met een taak
niet alleen van socialen- en economischen-, maar
ook van cultureelen aard.
Dat de Bond vroeger hoofdzakelijk een econo
misch karakter droeg beteekent geenszins, dat hij
in cultureel opzicht niets heeft gepresteerd. In
negatieven zin is er zeker wel iets gebeurd. Gerui-
men tijd vóór de filmkeuring van Overheidswege
nam de Bond reeds maatregelen om een bepaald
genre immoreele films te weren. Ook den ordenen-
den arbeid van den Bond in den loop der jaren
dient men zóó te zien, dat daardoor niet alleen de
economische belangen van de leden werden bevor
derd, maar ook het aanzien en den goeden naam
van het bedrijf in het algemeen. Dit is zeker dienst
baar geweest aan de bevordering van de cultureele
beteekenis der film en in ieder geval van de ach
ting als cultuurfactor, welke de film langzaamaan
in ons land is gaan genieten.
'De heer Roem wees in dit verband op de ver
schillende maatregelen ter bevordering van de
waardigheid en den goeden naam van het bedrijf.
Zooals gezegd was dit alles echter negatief, even
als trouwens de taak van de Overheid in dit op
zicht negatief was. De Overheid immers beperkte
zich via de Bioscoopwet uitsluitend tot een politieel
toezicht op het filmwezen.
Hierin is thans verandering gekomen. Door den
jongsten maatregel heeft de Overheid in ons land
de film erkend als positieven factor in het maat
schappelijk bestel en blijkt haar de invloed van de
film op de vorming van de openbare meening ook
in politieke en artistieke richting zeer ter harte
te gaan.
Iedereen in Nederland, die hart heeft voor de
film, zal zich daarover verheugen, in de eerste
plaats vanzelf de Bioscoop-Bond.
Om te beginnen zal nu ieder, die zich in het
openbaar met de film bezighoudt en ieder die op
den inhoud van de film invloed uitoefent, lid moe
ten zijn van den Nederlandschen Bioscoop-Bond,
Zoo zullen de cameralieden bijvoorbeeld lid moeten
zijn, omdat zij door hun werkzaamheid bij het ver
vaardigen van een film invloed uitoefenen op het
uiteindelijk resultaat. Een en ander beteekent een
uitbreiding van de taak van den Bond, een uitbrei
ding ook van zijn bevoegdheden, hetgeen echter
tot gevolg heeft, dat een algeheele ordening van
het heele filmwezen in ons land, waarvan wij in
den tot dan verrichten arbeid van den Bond reeds
een model bezaten, mogelijk geworden is.
Veel macht wordt hierbij gelegd in handen van
den Voorzitter, die echter verantwoordelijk is aan
den Secretaris-Generaal van het Departement van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, en zich
zal doen voorlichten door een Raad van Bijstand.
Voor dezen Raad is vanzelfsprekend een belang
rijke taak weggelegd. Hoe de vorm van dit Col
lege zal zijn staat nog niet geheel vast. Maar wel
kon de heer Roem reeds mededeelen, dat de ver
schillende groepen en bedrijfstakken, die bij het
filmwezen betrokken zijn, in dezen Raad zullen
worden vertegenwoordigd.
Tevens mag verwacht worden, dat bij de samen
stelling van dit College rekening wordt gehouden
met de huidige taak van den Bond, met name, dat
ook aan het cultureele gedeelte van den Bonds-
arbeid alle aandacht wordt besteed.
De heer Roem wijdde vervolgens een beschou
wing aan de vervaardiging van Nederlandsche
films. 'Hij stelde voorop, dat ons kleine land uiter
aard internationaal ingesteld zal moeten blijven,
ook wat de film betreft. Dit zal echter in de toe
komst zoo moeten gebeuren, dat de binnenland-
sche productie daardoor niet in het gedrang komt.
Integendeel, deze productie en spreker bedoelt
dan in hoofdzaak de productie van goede Neder
landsche films zal moeten worden geanimeerd
en bevorderd. De Bioscoopbond heeft zich zijde
lings wel met de productie bemoeid, maar dan toch
zeer in negatieven zin. Hij legde voor de vervaar
diging van de Nederlandsche films zekere econo
mische normen aan, waardoor de debaculeuse uit
komsten van vroegere jaren gedurende den laat-
sten tijd niet meer mogelijk waren. In de naaste
toekomst zal er echter een veel meer omvattende
controle moeten komen op de productie en de vak
kennis, enz., zulks niet alleen om een verspilling
van arbeid en geld te voorkomen, maar ook om het
peil van de Nederlandsche film op hooger niveau
te brengen. Hij moest toegeven, dat in het verleden
wel eens te veel rekening gehouden werd met de
eischen van het publiek. Toch mag men naar zijn
meening de pioniers van de Nederlandsche film
productie daarover niet hard vallen. Er moest im-