INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
12
dien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischer
te betalen het toegewezen bedrag ad alsmede in de
kosten van het geschil, bedragende ƒ25.is in totaal f
zulks op grond van de volgende overwegingen:
dat eischer in hoofdzaak heeft gesteld, dat ingevolge een
op 4 October 1939 tusschen partijen gesloten overeenkomst in
zake den zoogenaamden verhuur en huur van films, welke
expireerde op 31 Juli 1940, gedaagde van hem had af te
nemen de films Drama in Shanghai" en „Thérèse Martin"
(„Kleine Zuster Theresia van Lisieux"), tegen een auteurs-
prijs van per film, waarmede zij in gebreke is gebleven;
dat gedaagde sinds het sluiten van het onderwerpelijk contract
ruimschoots in de gelegenheid is geweest de film „Drama in
Shanghai" ter vertooning te brengen, doch niettemin weigert
den voor deze film overeengekomen auteursprijs ad
te betalen; dat eischer echter eerst een inzetdatum voor ver
tooning van de film ..Thérèse Martin" in Augustus 1940,
dus na de expiratie van het contract, heeft kunnen verstrekken;
dat gedaagde dezen inzetdatum heeft geaccepteerd, doch de
vertooning dezer film vanaf 26 Juli 1940 werd verboden,
krachtens besluit van de Secretarissen-Generaal van de De
partementen van Binnenlandsche Zaken en van Justitie d.d.
19 Juli 1940; dat eischer billijkheidshalve voor deze film
niet den vollen overeengekomen auteursprijs ad doch
slechts heeft gevorderd en mitsdien der Commissie
van Geschillen heeft verzocht gedaagde te veroordeelen tot
betaling van een bedrag van in totaal, of zooveel
minder als de Commissie billijk acht, alsmede in de kosten
van het geschil;
dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat
de inzetdatum in Augustus 1940 de eerste was, welken eischer
haar kon verstrekken voor vertooning der film „Thérèse
Martin", hoewel zij deze film reeds veel eerder had willen
vertocnen; dat eischer haar met zijn brief van 24 Mei 1940
verzocht heeft de film „Drama in Shanghai" in te deelen,
doch dat zij daartoe na dien datum niet in de gelegenheid
was, aangezien zij andere contracten, waarbij meerdere films
waren afgesloten, snel had af te werken en het ook voor haar
zaak van belang was, zooveel mogelijk Duitsche films te
vertoonen en geen Fransche, zooals de onderhavige:
dat eischer erkend heeft, dat hij niet in staat was gedaagde
de film „Thérèse Martin" te leveren, voordat de vertooning
in Nederland dezer film, krachtens vorenvermeld Besluit der
Secretarissen-Generaal, werd verboden, zoodat niet ter zake
dienende is het feit, dat gedaagde accoord is gegaan met een
vertooning dezer film na den vervaldatum van het contract;
dat derhalve de op deze film betrekking hebbende vordering
van eischer ad ongegrond moet worden geacht;
dat uit het door de Commissie van Geschillen ingesteld
onderzoek is gebleken, dat eischer de film „Drama in Shang
hai" tijdig ter beschikking van gedaagde heeft oesteld en dat
deze ook vóór den 24sten Mei 1940 ruimschoots in de ge
legenheid was deze film af te nemen;
dat gedaagde de film „Drama in Shanghai" ook niet op
den laatsten Vrijdag (26 Juli 1940), voorafgaande aan den
einddatum van het contract, zijnde 31 Juli 1940, heeft ingezet,
zoodat een beroep op overmacht, als hoedanig het voren-
gemeld Besluit van de Secretarissen-Generaal zou kunnen
worden beschouwd, niet opgaat;
dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagdes verweer tegen
de gevorderde betaling der filmhuur voor de film „Drama in
Shanghai" ongegrond moet worden geacht;
dat mitsdien aan eischer zijn vordering ten deele. en wel
tot een bedrag van moet worden toegewezen en ge
daagde moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan
eischer te betalen het toegewezen bedrag ad f alsmede
in de kosten van het geschil, bedragende 25.is in
totaal
Inzake het op 31 October 1940 door Metro-Goldwyiv
Mayer-Film Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam,
aanhangig gemaakt geschil contra de N.V. Bouw-Maatschap
pij „Oosterdam", gevestigd te Hilversum en exploiteercnde
aldaar de theaters „Casino". „Centraal" en „Flora", alsmede
het „Novum" Theater te Bussum en het „Odcon" Theater
te Amsterdam, dat de vordering van eischcres (Metro-Gold-
wyn-Mayer) moet worden toegewezen en gedaagde (Oosêr-
dam) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting
aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag ad als
mede in de kosten van het geschil, bedragende 25.zulks
op grond van de volgende overwegingen:
dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat zij op grond
van oude, reeds geëxpireerde, overeenkomsten in zake den
zoogenaamden verhuur en huur van films nog een vordering
op gedaagde heeft van fdat zij deze vordering niet
eerder bij de Commissie van Geschillen heeft ingesteld, aan
gezien een commissie, ingesteld door gedaagdes filmcrediteu-
ren. pogingen in het werk heeft gesteld, om het bedrijf van
gedaagde, die met groote moeilijkheden had te kampen, te
saneeren; dat die saneeringscommissie haar werkzaamheden
kortelings heeft gestaakt en eischeres zich derhalve niet langer
gebonden acht aan de tusschen de filmcrediteuren aangegane
overeenkomst, om hangende de sanecring het eischen
van onmiddellijke betaling der vorderingen achterwege te
laten; dat eischeres derhalve der Commissie van Geschillen
heeft verzocht gedaagde te veroordeelen tot betaling van een
bedrag van f
dat gedaande, de verschuldigheid van een bedrag van f
aan eischeres erkennende, de Commissie van Geschillen erop
gewezen heeft, dat zii niet in staat is al haar uitstaande
filmhuurschulden te voldoen en, indien de Commissie van
Geschillen haar tot onmiddellijke betaling daarvan zou ver
oordeelen. haar voortbestaan ernstig in gevaar zou worden
gebracht; dat gedaagde mitsdien der Commissie van Geschillen
heeft verzocht in de onderhavige zaak geen vonnis te wijzen,
doch deze en volgende geschillen, waarbij vorderingen van
andere filmcrediteuren contra haar worden ingesteld te
verwijzen naar den Voorzitter van den Ncderlandschen Bio-
scoop-Bcnd. opdat maatregelen getroffen kunnen worden, om
de saneering van gedaagdes bedrijf te hervatten;
dat aan het verzoek van gedaagde tot uitstel van het doen
van uitspraak in het onderwerpelijk geschil geen gevolg kan
worden gegeven, omdat de behandeling van het geschil met
uitstel niet is gediend en dat het evenmin tot de bevoegdheid
der Commissie behoort geschillen, welke haar ter behandeling
worden voorgelegd, te verwijzen naar den Bondsvoorzitter:
dat eischeresses vordering, waarvan de juistheid door ge
daagde wordt erkend, behoort te worden toegewezen en
gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwij
ting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag ad
alsmede in de kosten van het geschil, bedragende 25.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in
het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren
tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen
na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet
geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle
ment.
Datum
waarop in
schrijving ver
zocht is
Titels waaronder de films
in Nederland worden uit
gebracht
Naam van den
houder der ex
ploitatie-rechten
21 Nov. 1940
21
21
21
21
21
28
28
4
4
4
Dec.
Alarm in het warenhuis
De brug aer zuchten
Cavalleria Rusticana
De drie leugens der groot
vorstin
De gelukkigste man ter
wereld
De zwarte Corsaar
De verstokte vrijgezel
De barbier van Sevilla
Hollandsche ballade
Ach wat hindert 't nou
Oost West, thuis
Metec
Sonora
Aafa