welke voorheen omtrent het film- en bioscoopbe
drijf opgeld deden, als bewijs bovendien, hoe ge
brekkig velen nog zijn ingeleefd in den ontwik
kelingsgang, welke eenerzijds ons bedrijf en an
derzijds de bestuursvormen bezig zijn door te
maken.
Wij leven snel.
Terwijl men zich wederzijds trachtte aan te
passen aan de nieuwe verhoudingen, door het Be
sluit van de Secretarissen-Generaal van 4 Octo-
ber in het leven geroepen, trad reeds op 28 Novem
ber een geheel andere toestand in door de instel
ling van het Departement van Volksvoorlichting
en Kunsten, waaronder volgens meergenoemde ver
ordening van den Rijkscommissaris, en in over
eenstemming met het Besluit van 4 October de
zorg voor het filmwezen voortaan zal ressorteeren.
Hiermede werd tegelijkertijd1 de aanpassing verkre
gen, welke zoowel de Overheid als wij van noode
hadden. Men mag immers verwachten, dat de orga
nisatie van het nieuwe Departement van stonde af
in overeenstemming zal worden gebracht met den
omvang en de wezenlijke beteekenis van de taak,
welke op zijn schouders is gelegd.
Bovenal komt het daarbij aan op de functiona
rissen, die deze taak ten uitvoer zullen leggen.
Het ligt dus voor de hand, dat de benoeming door
den Rijkscommissaris van den heer Dr. T. Goede
waagen tot Secretaris-Generaal van meergemeld
Departement, door ons met levendige belangstel
ling werd vernomen.
De heer Goedewaagen was privaat-docent in de
geschiedenis der Philosofie aan de Universiteit te
Utrecht. Hij was tevens Voorzitter van den Raad
van Voorlichting der Nederlandsche Pers en Pers
leider van de N.S.B.
Op het gebied van film en bioscoop is de nieuwe
Secretaris-Generaal voor ons een onbekende. Dat
wil niet zeggen, dat de belangen van de film en
van het film- en bioscoopbedrijf aan den heer
Goedewaagen onbekend, nog minder, dat zij bij
hem niet in goede handen zouden zijn. Integen
deel. Bij zijn optreden heeft hij aan de pers ver
klaard, dat het hem zonder de film als amuse
mentsfactor te willen verstrooien of verwaarloo-
zen. noodig leek ook in het filmwezen het kunst
zinnige en voorlichtende element aanmerkelijk te
versterken en dit orgaan der volksvoorlichting in
nauw contact te brengen met de blijvende volk-
sche waarden, die sluimerend op den bodem van
ons volksbewustzijn liggen.
Deze eerste verklaring houdt voorzeker een pro
gramma in. dat een ondersteuning is van de doel
einden, welke de Bioscoop-Bond zich bij het aan
vaarden van zijn nieuwe taak heeft gesteld.
De Voorzitter heeft aanstonds zijn opwachting
gemaakt bij den Secretaris-Generaal en ook daar
na in aanwezigheid van eenige andere vertegen
woordigers van het bedrijf met hem geconfereerd.
bij welke gelegenheden verschillende belangen,
welke het bedrijf oogenblikkelijk aangaan, zijn be
sproken. Bij deze gelegenheden is de nieuwe func
tionaris ons in alle opzichten zeer welwillend tege
moet getreden en heeft hij het vertrouwen ge
wekt, dat hij zijn zorgen ongetwijfeld gelijkelijk zal
verdeden over de groote belangen, welke hem zijn
toevertrouwd.
Van deze plaats moge den heer Goedewaagen
geluk worden gewenscht met zijn benoeming en
moge de hoop worden uitgesproken, dat een perio
de is aangebroken van vruchtbare samenwerking
tusschen Overheid en film- en bioscoopbedrijf.
AAN DE LEDEN!
Ik heb de eer U mede te deelen, dat ik han
gende, de wijziging van de Bondsstatuten op
grond van artikel 5 van het Besluit van de Secre
tarissen-Generaal van de Departementen van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Binnen-
landsche Zaken en van Justitie betreffende de
Organisatie van het Filmwezen, d.d. 4 October
1940, heb bepaald, dat de leiding van het Bonds
bureau voortaan is opgedragen aan een Algemeen
Secretaris. Deze wordt door mij benoemd en ont
slagen. De voorwaarden zijner benoeming, waar
onder zijn taak en bevoegdheden, alsmede zijn
salaris, zullen nader door mij worden vastgesteld.
Tegelijkertijd deel ik U mede, dat ik ingaande
1 December 1940 tot Algemeen Secretaris van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond heb benoemd den
heer J. G. J. Bosman te Amsterdam.
Beleefd verzoek ik U er nota van te willen
nemen, dat de stukken, van den Bond uitgaande,
door den heer Bosman worden onderteekend, voor
zoover deze daartoe door mij bevoegd is verklaard.
's-Gravenhage. 30 November 1940.
De Voorzitter van den Neder
landschen Bioscoop-Bond,
C. S. ROEM.