HET ARREST VAN 28 NOVEMBER 1940
De voornaamste overwegingen van 's Hofs
arrest van 28 November 1940 luiden als volgt:
Overwegende dat het hier ingenomen standpunt mede
brengt, dat de geluidsfilm in het algemeen en met name ook
de litigieuze film „Fire over England" is te beschouwen als
een verzamelwerk in den zin van artikel 5 der auteurswet,
en in deze beschouwing Pendennis, als zijnde degeen onder
wiens leiding en toezicht het gansche werk is tot stand ge
bracht, op die film als verzamelwerk heeft het auteursrecht,
bedeeld in genoemd artikel 5, terwijl de voor die film gecom
poneerde muziek is een der afzonderlijke werken waaruit het
gansche werk is opgebouwd, op welk afzonderlijk werk
Addinsell auteursrecht heeft;
Overwegende dat het auteursrecht op een verzamel
werk bestaat in het uitsluitend recht om dit werk te verveel
voudigen en openbaar te maken en aldus het auteursrecht
op een geluidsfilm, naar den aard van dit recht en naar
den aard "van dit verzamelwerk, omvat het recht om die film
in het openbaar te vertoonen en te doen vertoonen, immers
openbaar-making van een film typisch zich uit in de ver
tooning van die film;
Overwegende dat het auteursrecht van den maker van
het afzonderlijke werk in artikel 5 uitdrukkelijk wordt in her
innering gebracht en de uitoefening door den maker van het
verzamelwerk van zijn auteursrecht dan ook onrechtmatig is
ten opzichte van den maker van het afzonderlijk werk, im
mers inbreuk maakt op diens auteursrecht, indien laatstge
noemde geen toestemming heeft verleend zijn schepping in het
verzamelwerk op te nemen;
dat dit anders wordt,-indien de maker van het afzonderlijke
werk de vereischte toestemming gegeven heeft, omdat alsdan,
bij rationeele interpretatie van artikel 5, het auteursrecht van
den maker van het afzonderlijk werk geacht moet worden een
beperking te hebben ondergaan dan wel hij geacht moet
worden van den aanvang af slechts een beperkt auteursrecht
te hebben verkregen in dier voege, dat hij zich niet kan
verzetten tegen de uitoefening door den maker van het ver
zamelwerk van diens auteursrecht, welke uitoefening nu een
maal noodzakelijkerwijze medebrengt de verveelvoudiging en
openbaarmaking van het afzonderlijk werk in het verband van
het verzamelwerk:
Overwegende dat Addinsell, door als componist van de
filmmuziek zijn medewerking te verkenen bij de totstand
koming van de film „Fire over England" onder de voorwaar
den en bepalingen van het meergenoemde contract van 11
Augustus 1936, zijn auteursrecht beperkte, beter gezegd slechts
een beperkt auteursrecht op de film verkreeg, in voege als
hierboven aangegeven daargelaten voorshands de betee-
kenis van het voorbehoud, gelegen in de woorden „Save and
except the right to collect the little performing right fees";
Overwegende dat ten deze met name van belang is de
navolgende zinsnede van artikel 3 van het contract: You agree
that the entire copyright rights (save and except the right to
collect the little performing right fees) in all compositions and
in alle arrangements made by you hereunder shall be vested
in and belong to and are the property of the company:
dat partij Jogchems in dit contract ziet overdracht van
auteursrecht als bedoeld in artikel 2 der auteurswet, met het
gevolg dat daarna overdracht van dat auteursrecht door Ad
dinsell aan Buma niet kan hebben plaats gevonden, en zich
in haar vierde incidenteele grief beklaagt, dat de Rechtbank
ten onrechte heeft beslist, dat de overdracht van muziek-
auteursrecht, die Addinsell heeft gedaan bij de overeenkomst
van 11 Augustus 1936, naar Nederlandsen recht niet rechts
geldig is, omdat het is een overdracht van toekomstig auteurs
recht;
dat blijkens de aangehaalde woorden de contractspartijen
inderdaad overdracht bedoeld hebben en zwaar wegende argu
menten zijn aan te voeren tegen de stelling, dat een torko::1-
stig auteursrecht als waarvan hier sprake isbetreffende de
muziek, te componeeren voor een in voorbereiding zijnde met
name genoemde film niet overdraagbaar is, en evenzeer
tegen de stelling, dat waar het hier geldt een in Engeland
gesloten contract tusschen Engelsche partijen niettemin ten
deze Nederlandsch recht beslissend is, doch het Hof, zich
aansluitend bij de gevestigde jurisprudentie op dit stuk van
den Hoogen Raad, dat overdracht van toekomstig auteurs
recht op nog te vervaardigen werken in het Nederlandsche
rechtssysteem niet mogelijk is, ook deze grief van Jogchems
verwerpt.
Overwegende dat uit het vorenoverwogene volgt, dat
Pendennis, als maker van de film „Fire over England", niet
onrechtmatig handelt tegenover den componist van de film
muziek Addinsell door die film te vertoonen of te doen ver
toonen;
dat hetzelfde geldt ten aanzien van de rechtsopvolgers van
Pendennnis, in casu Jogchems;
dat anderzijds Addinsell slechts een beperkt auteursrecht
zooals hijzelve het verkregen heeft, kan overdragen, aan an
deren, hetgeen wil zeggen, dat het op 1 December 1937 door
Buma van Addinsell verkregen recht onderworpen is aan de
daaraan inhaerente beperking;
Overwegende ten allen overvloede dat, indien men met
Buma zou willen aannemen dat Addinsell niet heeft verkregen
een beperkt auteursrecht, althans dat de beperking daaraan
niet inhaerent is, en dat de hierboven bedoelde beperking door
Addinsell van zijn auteursrecht niet anders dan obligatoire
werking heeft tusschen Addinsell eenerzijds en Pendennis en
zijn rechtsopvolgers anderzijds, zcodat Addinsell onder deze
omstandigheden een beperkt auteursrecht op de door hem ge
componeerde muziek zou kunnen overdragen en de verkrijger
van dat auteursrecht zich tegen opvoering van de film zou
kunnen verzetten, dit nochtans Buma niet zou kunnen
baten;
dat immers partij Jogchems terecht gewezen heeft op den
bijzonderen aard der rechtsoverdracht van Addinsell aan
Buma, welke overdracht, blijkens de eigen positie van Buma
en krachtens de doelstelling van een instituut als de Buma,
niet anders beoogt dan de verdediging en exploitatie in Neder
land van Addinsells rechten, zulks eenig en alleen te zijnen
eigen behoeve, zoodat niet valt in te zien, hoe Buma tegen-
ever Pendennis en haar rechtsopvolgers meer recht tot gel
ding zou kunnen brengen dan Addinsell zelf zou kunnen
doen;
Overwegende dat thans enkel nog behoeft te worden
onderzocht, in hoeverre ten deze van beteekenis is het door
Addinsell in de veel genoemde overeenkomst van 11 Augustus
1936 gereserveerde recht „to collect the little performing right
fees";
dat de eerste Rechter terecht erop gewezen heeft, dat Buma
in dit geding een veel verder gaand recht pretendeert, immen:
niet aanspraak maakt op de betaling van bepaalde uitkeerin
gen welke hier te lande trouwens niet geheven worden
doch stelt, dat de opvoering van de film „Fire over England"
door een rechtsopvolger van Pendennis ten opzichte van
haar, Buma, is onrechtmatig;
dat ook overigens het Hof zich met de overwegingen van
de Rechtbank op dit punt kan vereenigen en op grond van
het in eersten aanleg uitgebracht deskundigen rapport in het
aangehaalde beding niets anders leest, dan een zich aansluiten
van de contracteerende partijen aan een in Engeland op dit
stuk bestaande practijk;
Overwegende dat de grieven van Buma, als appellante
in het principaal appèl, in al hetgeen hiervoren overwogen is
haar weerlegging vinden, terwijl voor zoover zij gericht zijn
tegen overwegingen van den eersten Rechter, die niet passen
in het systeem van dit arrest, zij evenmin aan de bekrach
tiging der beroepen vonnissen in den weg kunnen staan;
dat de tweede en derde incidenteele grief na de vooraf-