£),e Zyfihaan UtiecMócA Kakko-Ütk &ayMad omdat deze wil dwingen tot alles of niets nemen. De Ned. Bioscoop-Bond heeft den strijd aanvaard en reeds zoo goed als zeker gewonnen. Men moet het zoolang volhouden, tot Holland en niet Hollywood beslist, wat hier gedraaid wordt. Dan zullen niet de sterren en boks-genieën het volk opvoeden, doch de bioscoop-exploitant en de pers hebben dit dan in handen. Men kan natuur lijk niet ineens het allerbeste geven, doch lang zaam voere men de filmen op. Er zijn reeds zeer goede en ze hebben veel meer succes dan vroeger. Toen kwamen deze alleen voor extra gezelschap pen: nu voor de massa. Dat er betere filmen gegeven worden, komt wijl de kleinere studio's van Zwitserland, Denemar ken, Zweden etc. nu ook kans hebben. Zoo krijgt Nederland misschien ook de mogelijkheid om een eigen studio te bouwen. Dit zou onze nationale kracht en cultuur zeer ten goede kunnen komen. Op het gebied van de smalfilm zijn de Nederland- sche prestaties zoo goed, dat we ook van de ge wone filmproductie de beste verwachtingen heb ben. Wij hebben deze ook van den Nederland- schen Bioscoop-Bond, waarin, als wij het goed zien, een nieuwe geest leeft. Er is toch wel iets veranderd in Nederland sinds 1940". ÜAO-UW. „Bioscoopwezen in nieuwe banen Meer oog voor cultureele taak" Over het conflict lezen wij in het nummer van 6 April onder meer: ,,Het doel is duidelijk: baas in eigen huis blijven. De vijf Amerikaansche maatschappijen, die tracht ten haar positie te versterken door samen een trust te vormen, reageerden hierop door uit den Bio scoop-Bond te treden. Zij hielden onmiddellijk op films te leveren. Hiermee was de strijd ontbrand. Maar de Bio scoop-Bond liet het er niet bij zitten. Nu de groote stroom Amerikaansche films ons land voorbijgaat, moet men uit andere bronnen putten. Men is er in geslaagd van elders voldoende films te importeeren om het bedrijf behoorlijk gaande te houden. De exploitanten willen dus zelf uitmaken, wat zij gaan vertoonen. Zonder gebonden te zijn aan de groote filmconcerns. En het ziet er naar uit, dat zij dit winnen zullen. Dan komen zij echter voor een tweede dilemma. Wat zal men kiezen? Zal men zich uitsluitend laten leiden door de voorkeur van het groote publiek, door de vraag dus wat het meeste geld in het laatje brengt? Naar het schijnt is het besef gerijpt, dat ook de film een cultureele taak heeft. Men moet den men- schen iets goeds brengen. In elk geval krijgen, naar het ons toeschijnt, de exploitanten, die werkelijk iets goeds willen bren gen, nu een kans, die zij voor den oorlog niet hadden." In een beschouwing in de rubriek: „Van het Thuisfront" van dit blad op 6 April staat onder meer: ,,De Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft zich op het standpunt gesteld en wij onderschrijven dit ten volle dat met een dergelijken gang van zaken de belangen van het Nederlandsche volk niet gediend zijn en heeft met volledigen steun van al zijn leden besloten, zich in de toekomst niet meer voor dit Amerikaansche filmkarretje te laten spannen. Natuurlijk zijn er nog andere oorzaken, die de afwijzende houding van dezen bond bepaald heb ben. De exhorbitant hooge financieele eischen van de Amerikanen, waardoor de zelfstandigheid van de bioscoopexploitanten danig in gedrang komt, acht men. zeer terecht overigens, eveneens niet acceptabel. Het Nederlandsche volk zal het dus voorloopig buiten de nieuwste Amerikaansche schlagers moeten stellen. Dit is aan den eenen kant jammer, want niemand zal ontkennen, dat Amerika films gebracht heeft met een hooge cultureele waarde, maar aan den anderen kant kunnen wij waardeering hebben voor de houding van onze bondsbestuurders, die zich niet met huid en haar aan Hollywood wenschen over te leveren en het Nederlandsche volk wil vrij waren voor een overstrooming (voor den oorlog kwam 80 van de vertoonde films uit Amerika) van draaiboeken, wier cultureele waarde zeer pro blematisch is," „Dwang der Amerikaansche film- magnaten" Op 6 April geeft dit blad een uitvoerige be schouwing. Het artikel begint met de volgende inleiding: ,,In zijn ,,Droomfabriek" heeft Ilja Ehrenburg ons een tip opgelicht van den sluier, die de metho des van de Amerikaansche filmexploitanten om de wereldmarkt te veroveren, verhulde. Wij kunnen in dat boek lezen, dat deze filmkoningen voor geen enkelen maatregel terugdeinzen om hun producten op de Europeesche markt te brengen en deze markt zóó te beheerschen, dat zij een monopolie positie innemen". In zijn beschouwing over het conflict schrijft het U.K.D. onder meer: 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 13