Uolkdbiani
ïlaüonate ïlatteAdamlche Qouïant
overheerschende positie te veroveren en nu zegt de
Bioscoop-Bond: het heft in eigen handen houden,
te meer ook opdat verkregen kunnen worden zoo
veel mogelijk internationaal gevarieerde program
ma's. Voor dezen vrijheidsstrijd een open oog en
een warm hart van filmlievend Nederland."
„Nu geen Amerikaansch monopolie
meer
Dit blad geeft in zijn beschouwing van 10 April
onder meer het volgende te lezen:
„Nu een conflict tussen de Ned. Bioscoop-Bond
en'de grote Amerikaanse filmmaatschappijen de
invoer van de meeste Amerikaanse films in de weg
staat, zijn de Nederlanders er zelf op uitge
trokken.
Er is contact verkregen met Frankrijk, Rusland,
Skandinavië en Zwitserland, terwijl tevens bespre
kingen zijn gevoerd met een aantal Amerikaanse
ondernemingen, die buiten de kwestie staan. Sinds
Januari zijn ongeveer 300 rolprenten geïmporteerd,
hetgeen genoeg is om in de behoefte van een jaar
te voorzien. Het gehele probleem, dat thans is
ontstaan, is terug te voeren tot de zeer juiste wei
gering van de Bioscoop-Bond om zich door de
Amerikaanse filmtrusts de wetten te laten
schrijven.
Intussen zijn de grote Amerikaanse maatschap
pijen overgegaan tot de vorming van een grote
combinatie, om aldus te trachten invloed te krijgen
bij het Nederlandse publiek. Men meende het bui
ten de Bioscoop-Bond en buiten de regering om
wel klaar te krijgen. De 450 Nederlandse bioscoop
ondernemers hebben echter de gedragslijn van
hun Hoofdbestuur zonder voorbehoud goedge
keurd en de Bioscoop-Bond iedere steun toege
zegd. Alle exploitanten hebben besloten om met
de betrokken Amerikaanse ondernemingen in geen
enkele zakenrelatie te treden. Zelfs de zgn. trade-
shows dezer maatschappijen zullen niet worden
bezocht."
„Film of Bioscoop"
Dit blad geeft op 12 April een zeer uitvoerige
beschouwing over „het conflict met de Amerika
nen", hetwelk besloten wordt met:
„Met den tegenstand tegen dit systeem is de
Bioscoop-Bond op een kritiek oogenblik begonnen.
Men meent n.1. te hebben opgemerkt, dat in den
verhoogden toeloop sedert den oorlog (die ge
makkelijk uit andere oorzaken zou kunnen worden
verklaard) een sterkere component van critische
activiteit van het publiek zit; minder dan voorheen
gaat men in sleur een „bioscoopje pikken", men
kiest zich met overleg de film, welke men wenscht
te zien. Het blijkt mogelijk, dat een Europeesche
film, die vóór den oorlog op zijn hoogst een scha
mel onderdak in een klein avant-garde theater zou
hebben gevonden, wekenlang een der grootste
theaters in de hoofdstad vol doet loopen. Onge
twijfeld wil de Bond niets liever dan in dit streven
naar vrije keuze ook de goede Amerikaansche
films betrekken. Het woord is aan de Amerikanen
en hun laatste woord was een open brief aan
minister Schermerhoorn, afgedrukt in „Cinema
Weekly" en als foto-copy in ons land verspreid.
Nederland werd daarin beschuldigd van ondank
baarheid jegens de bevrijders en van on-democra
tische toestanden in den Bioscoop-Bond, een be
wering, welke inmiddels door een referendum on
der de leden weerlegd is. Vermoedelijk komt er
een tegen-offensief van Hollywood. Het voor de
hand liggende middel van opkoopen van theaters,
dat in het voetspoor der invasie-troepen reeds in
Italië en Frankrijk werd toegepast, is evenwel bij
ons moeilijker te gebruiken wegens de beperkende
bepalingen inzake de overdracht van onroerend
goed. Anderzijds zal wellicht de sterke organisatie
van den Bond in Nederland stimuleerend werken
op andere Europeesche landen, die het conflict
met belangstelling volgen.
Mocht de Bioscoop-Bond den strijd winnen, dan
valt te voorzien, dat hij nog grooten zedelijken
moed zal behoeven om het beginsel van de vrije
keuze te handhaven. Er zijn weinig gebieden, waar
de spanning tusschen ideaal en practijk, tusschen
cultureelen dienst en zakelijk belang, van nature
zoo groot is als in het filmwezen. Juist de groote
uiterlijke kracht van den Bioscoop-Bond, die een
overwinning naar buiten mogelijk maakt, zal des
te grooter verantwoordelijkheidsgevoel vereischen,
als ook de innerlijke overwinning blijvend moet
worden bevochten".
„Filmhandel en Filmcultuur"
In een beschouwing op 13 April schrift dit blad
o.m.:
„Onlangs hebben wij de aandacht gevestigd op
de strijd, die reeds maanden lang wordt gestreden
tussen de Nederlandse Bioscoop-Bond en een vijf
tal Amerikaanse filmmaatschappijen, die weigeren
toe te geven aan bepaalde redelijke Nederlandse
eisen en de „vrije markt" geheel voor zichzelf in
beslag willen nemen. Wij wezen er op, dat een
eventuele overwinning van die maatschappijen
zou leiden tot een zeer ongewenste situatie, die
hierop neerkomt, dat het Nederlandse publiek vrij
wel uitsluitend Amerikaanse films zou te zien
krijgen.
15