„TECHNISCHE PHYSICA
en het BIOSCOOPBEDRIJF"
De natuurkunde heeft zich reeds eeuwenlang
toegelegd op het bestudeeren van de physische
verschijnselen, welke zich rondom ons voordoen.
Had men eenmaal een
verklaring gevonden en
aldus het verschijnsel in
de hand gekregen dan
begon het terrein van de
technische toepassing.
Zoo heeft de gevonden
wisselwerking tusschen
een stroomdraad en een
compasnaald in feite den
grondslag gelegd voor
onze moderne electrische
centrales.
Maar ook de licht-, ge
luid- en warmteleer wor
den tegenwoordig doelbewust technisch toegepast.
Én in het amusementsbedrijf zijn er weinig instel
lingen, waar dit in zulk een intensieve mate het
geval is, als bij de bioscopen.
Wat gebeurt er in feite in de bioscopen? Hoofd
zaak is de vertooning van een film. M.i. is de
meest ideale filmvertooning die, waarbij voor het
publiek in de zaal volkomen natuurgetrouw wordt
herhaald datgene, wat tijdens de opname vanuit
het standpunt der opname-camera gezien en ge
hoord werd. Ik geloof niet, dat deze technische
definitie in strijd komt met de meening van hen,
die de film als aparte kunstuiting zien. Immers
deze kunst wordt geschapen door de mannen
achter de camera en hoe natuurgetrouwer het
publiek deze visie meebeleeft, hoe beter.
In de richting van deze natuurgetrouwe weer
gave ligt reeds een lange weg achter ons en in
de naaste toekomst teekenen zich reeds enkele
volgende verbeteringen af. Het is interessant te
zien welk een groot aandeel de toegepaste natuur
kunde gehad heeft in al deze verbeteringen.
In de grijze oudheid begon de stomme film zijn
loopbaan. Opnamen in Hollywood: want daar was
het constant goed weer; en dat was noodig bij
het weinig gevoelige materiaal en de lichtzwakke
lenzen.
Maar physici, gespecialiseerd in optica, bere
kenden lichtsterkere lenzen. Het materiaal werd
gevoeliger; ook voor roode stralen (panchroma-
tisch). In deze ontwikkeling van fotografisch
materiaal heeft de chemie het grootste aandeel
gehad; doch op velerlei gebied gingen chemicus en
physicus hand in hand. Denken wij bijvoorbeeld
aan de ontwikkeling van fijnkorreliger emulsies
onder toepassing van ultrasonore trillingen („ge
luid" van zoo hooge frequentie, dat het niet meer
hoorbaar is).
Intusschen deed het geluid bij de film zijn
intree. Dit kon eerst
De technische vraagstukken, die zich bij
voortduring in het Nederlandsche film- en
bioscoopbedrijf voordoen, zullen door een
aantal experts nader belicht worden.
Als eerste introduceeren wij den heer
Ir. E. W. van Heuven N.I. van den Tech-
nisch Physischen Dienst Toegepast Natuur
kundig Onderzoek en Technische Hooge-
school te Delft, die voor ons dit artikel
schreef oper bovenstaand onderwerp.
plaats vinden toen de
techniek der radiolampen
ons in staat stelde ver
sterkers te bouwen met
voldoende uitgangsver
mogen om een zaal te be
dienen; en toen de spe
cialisten op electro-
acoustisch gebied uit de
koptelefoon en de hoorns
uit de vroegste radiotijd
luidsprekers hadden ont
wikkeld met zaalvermo
gen. Maar oneindig veel
kleinere details, betreffende het registreeren
van geluid op een filmstrook en het afspelen
der strook langs een fotocel, moesten eerst
streeren van geluid op een filmstrook en het af
spelen der strook langs een fotocel, moesten eerst
van laboratoriumproef tot massale technische toe
passing gebracht worden.
Eenige tijd verliep zonder dat er in de spre
kende zwart-wit film eenige spectaculaire verbete
ring te bespeuren viel. Maar in alle kleine details
ging de ontwikkeling verder met tot resultaat, dat
het geluid verbeterde; de ruisch verminderde; het
beeld werd rustiger en in lichte en donkere par
tijen meer doorteekend. De lenzen-collecties breid
den zich uit en tezamen met het snellere materiaal
werden opnamen onder meer extreme condities
mogelijk. Hiervan profiteerde vooral het journaal.
We zagen nachtopnamen; en ook close-ups van de
Koninklijke Familie op het balkon van Bucking-
ham Palace; met normaal beeldaantal per seconde
van buiten het hek opgenomen; bij verre van
ideaal weer.
Toen deed de kleur, heel bescheiden, haar intree;
dank zij jarenlang ploeteren van chemici en phy
sici tezamen. We zagen het haar van Jeanette
Mc. Donald, die er overigens in de eerste twee-
kleurensystemen tamelijk pips uitzag.
De overgang van twee- op driekleurensysteem
(La Cuccaracha anno 1934) opende de groote
vlucht der kleurenfilm. Technici verbeterden het
procédé en de artistieke leiding leerde, al doende,
hoe en waar en welke kleuren te filmen. Deze
ontwikkelingsgang duurt nog steeds voort; een
sprong van enkele jaren blijkt wel uit een verge
lijking van de verfilming van Noel Coward's
„Blithe Spirit" met een Wizzard of Oz (op een
22