DE PERS VEROORDEELT EENSGEZIND
HET OPTREDEN DER M.P.E.A.
üD,e &pectato.h,
Ulij, ïlede^Caad
„Filmdieet"
^ayblad u-a-ab Midden- eti
0,0-ii-BAa^.an.t
Over den strijd, die een paar groote Amerikaan-
sche ondernemingen het Nederlansche film- en
bioscoopbedrijf hebben opgedrongen, heeft nage
noeg de geheele Nederlandsche pers artikelen ge
wijd, waarbij de handelwijze van de M.P.E.A.,
respectievelijk van de daarbij betrokken onder
nemingen, vaak in scherpe bewoordingen werd
afgekeurd.
In het vorige nummer van ons Bondsorgaan
hebben wij reeds de meeningen van de redacties
der verschillende bladen de revue laten passeeren.
Na het ter perse gaan van het vorig nummer
hebben ons nog beschouwingen, aan dit onderwerp
in verschillende bladen gewijd, bereikt, waarvoor
wij, volledigheidshalve, nevensgaand gaarne een
plaats inruimen.
„Strijd om de film in Nederland"
In een uitvoerige beschouwing, aan het conflict
met sommige Amerikaansche maatschappijen ge
wijd, schrijft dit te Brussel verschijnend blad op
7 April 1946 o.m.:
,,Het beeld dat zich thans aan ons voordoet.
ziet er aantrekkelijk uit. We mogen de beste films
verwachten uit een groot aantal landen en dat wil
zeggen, dat we dit jaar een zuiver en volledig
overzicht zullen zien van de filmsituatie ter wereld.
Vóór den oorlog hebben we menigmaal onze stem
moeten verheffen om den eisch te stellen, dat onze
bioscoopwereld bij hun film-import wat minder
rekening zou houden met de contracten en wat
meer met het verlangen van het publiek de beste
films der wereldproductie, en alléén de beste te
zien. Uit dezen eisch zijn destijds juist de vereeni-
gingen van filmliefhebbers voortgekomen, die geen
gehoor kregen bij de filmhandelaars en dus zelf
aan het werk gingen om films in te voeren, die zij
wilden zien. Hier gaat het immers om.
De „Spectator" besluit deze beschouwing met:
„De vraag is nu: wat zal de associatie gaan
doen? Zij heeft het plan om haar producten, die
we alleen nog maar van naam kennen, aan te
bieden aan de bioscoopexploitanten afzonderlijk.
Deze exploitanten echter zijn allen lid van den
Bioscoopbond en het is dus de vraag, of zij een
breuk met den bond zullen riskeeren om een avon
tuur te beginnen, wetend, dat zij voor meer dan
een jaar over goede films kunnen beschikken, in
dien zij den status quo handhaven. De eenige op
lossing in dit onaangename conflict lijkt wel een
overeenkomst, die gegrond is op redelijke winsten
en vóór alles op den vrijen wil. Laten we hopen,
dat men het daarheen leiden kan."
Dit weekblad eindigt zijn beschouwing van
3 Mei 1946, nadat in het kort de kern van het
conflict is aangegeven, met:
„Wij hopen, dat de Amerikaansche maat
schappijen nog zoolang in hun onredelijkheid vol
harden, totdat onze filmmagen voldoende zijn
hersteld om het cellulosegif, dat menige filmtrom-
mel van den overkant nog zal bevatten, veilig af
te voeren. Wij hopen tevens, dat de Nederlandsche
Bioscoopbond voldoende doorzettingsvermogen zal
bezitten om den strijd tot een goed einde te bren
gen. Mocht hij er eenige kracht uit putten, zoo
betuigen wij gaarne onze adhaesie want wij
zien alles in vrije keuze uit de beste producten
van de wereldmarkt en niets in Amerikaansche
overheersching."
„Wie beveelt welke films wij te
zien krijgen
Naar aanleiding en na bespreking van het
hoofdartikel in het Officieel Orgaan van den
Nederlandschen Bioscoop Bond van 23 April 1946
onder den titel „Economische agressie", schrijft
deze te Helmond verschijnende krant op 3 Mei
1946 o.m.:
„De strijd is ongeveer een maand geleden be
gonnen; het voorpostengevecht leverde een over
winning op voor den Nederlandschen Bioscoop
bond, en het geschil heeft voor den bioscoopbezoe
ker tot heden alleen maar winst opgeleverd; want
juist door het niet leveren van de trust, hebben
andere, kleinere filmproducties in ons land een
kans gekregen, een kans die zij dankbaar en gretig
geaccenteerd hebben, en waaraan wij films als
„De Roode Aarde" (Deensch); „De laatste kans"