kaanse filmkongsi gestreden wordt. Een pikante bijzonderheid is, dat deze zelfde trust in een proces gewikkeld is met de regeering van de Vereenigde Staten wegens overtreding van de Anti-Trustwet, die verbiedt, dat de producenten theaters opkoopen en controleeren en op deze wijze een monopolie vormen dat de vrijheid van den ondernemer in gevaar brengt. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de vrijheid van den ondernemer in economische zin. Wij zien ook en met name de culturele ach tergrond van een ontwikkeling, die ons zwaarder weegt dan alleen de economische aspecten van deze worsteling, die men thans in ons land wil voortzetten nu men in het eigen land de pin op de neus gezet krijgt. Dit conflict in Nederland is dan ook een aangelegenheid waarop aller aandacht ook die in andere landen, gericht is en waarvan men het verloop met spanning volgt. Tegenwoor dig noemt men zoo'n geval in nieuw Nederlands een test case. Het is dan ook een belang van de eerste orde, dat deze aangelegenheid de aandacht heeft van allen, wie de culturele betekenis van dit als economische machtsstrijd naar voren tre dend conflict ter harte gaat. Het gevolg hiervan is, dat er wel Amerikaan se films in ons land zullen worden vertoond, doch niet die, welke door de wederspannige maat schappijen worden gemaakt. Daar zullen wij het dan voorlopig zonder moeten stellen, doch daar staat tegenover, dat een keur van films uit andere landen kan worden verkregen, welke dit gemis zal kunnen vergoeden. Er is een oud spreekwoord, dat zegt. dat hij, die het onderste uit de kan wil hebben, moet oppassen, dat hij niet het deksel op z'n neus krijgt!" 'PkcHA.lticiaCe ®Amtkche en Ai-ó£A G.o-Wiattt „Een goede Nederlandsche zaak" Aan het conflict wijdt deze courant op 25 Mei 1946 een beschouwing, welke wij in haar geheel hieronder laten volgen: ,,De strijd om de film, welke momenteel door eenige groote Amerikaansche filmmaatschappijen tegen den Nederlandschen Bioscoopbond gevoerd wordt en waarover wij gisteren op deze plaats schreven, heeft nog andere aspecten dan louter deze, dat de Nederlandsche Bioscoopbond heeft willen breken met de dictatuur der Amerikaan sche filmmaatschappijen, waarover een zekere mr. Samuel Harris, in een Engelsch blad een zeer boo- zen brief richtte tot onzen minister-president Schermerhorn, welk schrijven intusschen reeds weer door den Bioscoopbond met een waardig ge steld antwoord is afgedaan. Als toch de strijd om de film, welke thans ge streden wordt, niet zou zijn uitgebroken, zou een lawine van Amerikaansche films ons land hebben overstroomd en zouden, als de groote maatschap pijen daarbij haar wil hadden kunnen doorzetten, tal van verdienstelijke films uit andere landen zijn geweerd. Dat mag niet gebeuren. De tijd van de dictatuur is voorbij, óók in de filmwereld. Daar om voeren de Nederlandsche bioscoopexploitan ten strijd voor een goede Nederlandsche zaak. De Amerikaansche film heeft technisch een ge weldig peil bereikt en ook in kunstzinnig opzicht dikwijls belangrijke resultaten bereikt. Maar zij is een massaproduct, waaruit vaak een opper vlakkige en grove geest spreekt, waarvan nie mand zou willen, dat hij het monopolie in onze bioscooptheaters aan zich trok. Dat de Neder landsche bioscoopdirecteuren hiervoor pal staan strekt hun tot eer. Zij zijn, hetgeen natuurlijk is, vanzelfsprekend in de eerste plaats op de bevei liging van hun belangen bedacht en hebben der halve bezwaar tegen het voldoen aan exhorbi- tant hooge financieele eischen van de Amerika nen, waardoor de zelfstandigheid van de bio scoopexploitanten danig in het gedrang zou ko men. Maar er geldt bij hen ook de strijd voor de cultureele verheffing. Het zou spijtig zijn, indien wij door een en ander Amerikaansche films moes ten missen. Maar beter heelemaal geen dan uit sluitend Amerikaansche films. Heelemaal er zonder evenwel komen we on danks alles dit jaaar niet te zitten. Want al blijven de vijf in het conflict met den Nederlandschen Bioscoopbond betrokken grootste Amerikaansche maatschappijen weigeren hun films naar Neder land te verhuren, er zijn nog voor honderd Ameri kaansche films contracten afgesloten kunnen wor den. Er zullen dus in den loop van dit jaar toch nog weer enkele Amerikaansche films gedraaid worden. Weliswaar zullen we, als het conflict niet mocht worden bijgelegd, eenigen tijd lang ver stoken blijven, zooals we nu al eenigen tijd ver stoken zijn van Amerikaansche films, die wij gaarne hadden gezien, maar daar staat tegenover, dat thans enkele zeer goede Zweedsche, Zwit- sersche en Deensche films te verwachten staan, die onder normale omstandigheden in Nederland stellig niet zouden zijn vertoond. De noodzakelijkheid van een regelmatige film- import heeft de exploitanten als het ware ge dwongen er zelf op uit te gaan en zij zijn blijkbaar niet met leege handen teruggekomen. Vóór den oorlog was niet minder dan 80 procent der hier te lande vertoonde films van Amerikaansche ori gine. Thans komen er films uit Skandinavië, Rus land, Frankrijk, Engeland en Zwitserland. Dat deze de vergelijking met vele Amerikaansche pro ducten glansrijk kunnen doorstaan blijkt wel uit film als ,,De Regenboog" (Russisch), „De Roode Aarde" (Deensch) en uit ,,De laatste Kans".

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 7