DE CULTUREELE ADVIESCOMMISSIE EEN KIND DES TIJDS Indien iemand zich zou verbazen over de instelling van de Cultureele Adviescommissie van den Nederlandschen Bioscoopbond, dan zou die verbazing alleen maar het gevolg kunnen zijn van een volstrekte onwetendheid ten aanzien van de evolutie, welke zich in den loop der jaren, meer in het bijzonder in den loop der oorlogsjaren, in de Nederlandsche bioscoop- en filmwereld heeft voltrokken. Het moest er op een goeden dag van komen, dat het Hoofdbestuur van den Bond op nadrukkelijke wijze uiting zou geven aan zijn voornemen om de cultureele aspecten van de film te betrekken in de algemeene aandacht van het bedrijf en het lag voor de hand, dat het juist het Hoofdbestuur zou zijn, dat deze aandacht zou stimuleeren. De sterk geconstrueerde vorm van den Nederlandschen Bio scoopbond kon een voorwaarde zijn voor een zoo effectief mogelijke wer king van het streven naar de erkenning van den goeden smaak in de film, den filmhandel en de filmproductie. Ware het Hoofdbestuur op het denkbeeld ge komen zelf deze zaken ter hand te nemen en uit te werken, men zou er met eenigen kwaden wil een hard hoofd in kunnen hebben, omdat men zou kunnen denken aan mogelijke ver richtingen en oordeelen, die het gevolg zijn van het gebruikelijke gemis aan objectiviteit bij iedereen die zijn eigen zaken behartigt. Uit deze overwegin gen werd dan ook een commissie ge vormd, die niet alleen als geheel een onafhankelijk college formeert, doch waarvan ook de afzonderlijke leden moeilijk van overdreven meegaandheid kunnen verdacht worden. Met eenigen nadruk werd dit ter oprichtingsverga dering geconstateerd. Intusschen heeft de commissie zich niet te be klagen over gebrek aan werk. Er gaat vrijwel geen week voorbij of zij komt bijeen zoowel om plannen te bespreken als om films te zien. Aller eerst werd aan de orde gesteld de toekenning van een vijftal opdrachten ter vervaardiging van korte Nederlandsche documentaires en deze op drachten waren het directe gevolg van een breed gebaar van de verhuurmaatschappij Nederland, welks directeur spontaan honderdduizend gulden beschikbaar stelde voor dit doel. Deze honderd duizend zijn inmiddels vergeven en de betreffende films zijn in de maak. Zulk een mededeeling is spoedig gedaan en zij klinkt bemoedigend, maar wie aan de diligentie van de commissie mocht twijfelen, bedenke, dat een vriendelijk stapeltje scenario's en eenige be sprekingen met de ontwerpers de voorwaarden hebben gevormd voor de opdrachten zelf. Dit is overigens nog maar een eerste stap, gezien het voornemen om te geraken tot een jaarlijksche pro ductie van een aantal documentaires, die onze Nederlandsche filmers een respectabel aantal kan sen zullen bieden. Waar zij vroeger om gevraagd hebben, zullen zij van nu af ontvangen, de gele genheid om te werken en hun werk te vertoonen... indien dit werk een vertooning motiveert. De commissie is niet over één nacht ijs gegaan. Het is een erkende waarheid, dat men geen ton gouds uitgeeft om er iets waardeloos voor terug te krijgen, maar het ding van waarde, dat men hier verlangt, zal zijn: een goede film. Het ware simpel iedere film te aanvaarden, die men laat vervaardigen, goed of slecht, maar wie alleen het goede aanvaardt en dus ^ija- geld riskeert, toont op z'n minst de goede bedoeling. Welnu: de com missie staat op het standpunt, dat geen film, door haar aanbevolen of op haar instigatie gemaakt, de Nederlandsche filmcultuur oneer mag aan doen. Het Nederlandsche publiek, dat doorgaans niet zit te snakken naar Nederlandsche documen taire films, zal deze nochtans met welbehagen aanschouwen, als wij ervoor zorgen, dat ze het zien waard zijn. En aangezien wij zelf geen films maken, zullen wij ervoor moeten waken dat de mannen die dat wel doen, goed voor den dag komen. Dit is de eenige manier om den Neder landschen filmkunstenaars het vertrouwen en de bewondering te verzekeren, die zij verdienen... als zij die verdienen. Het is enkele malen gebeurd, dat films, die ter 8 Opnamen uit de film: „DE DIJKEN GROEIEN" (Walcheren II)

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 9