HET MONOPOLIEPROCES DER
AMERIKAANSCHE FILMINDUSTRIE
Kdian(yuJ^ce, kecPdekfyke frebêiblütg,
De eerste uitspraak in het reeds acht jaar loo-
pende Sherman-Wet geding tusschen de Ameri-
kaansche regeering en de voornaamste film-maat-
schappijen werd onlangs gewezen door het bij
zonder gerechtshof, zitting houdende in het
District Zuid van New York. Vierentwintig uur
later werd in Washington vermeld, dat het De
partement van Justitie wellicht hooger beroep zal
aanteekenen. Dit stapelde onzekerheid op de door
de uitspraak geschapen onzekerheden.
Indien de conclusies van de rechters bevestigd
zouden worden, zouden zij het accoordverklarings-
besluit verdringen; zij hebben de1 strekking een
voortdurend regeeringstoezicht op de film-indus-
trie en de nevenbedrijven uit te breiden, te ver-
grooten en in détails vast te leggen.
Daardoor en ook door de situatie, welke kan
voortvloeien uit de gemelde mogelijkheid, dat het
Departement van Justitie appel zou aanteekenen,
zou de film nog eenigen tijd in de gerechtshoven
ligureeren.
Het Accoordverklaringsbesluit was een tijdelijk
document. Het nieuwe vonnis is een oordeel, dat
echter voor verdere actie ruimte overlaat.
De gedaagde maatschappijen en haar raads
lieden gingen over tot een bestudeering van de
ingewikkelde consequenties, met een duidelijk
merkbaar verschil van opvatting van de situatie
en de gevolgen in de naaste toekomst.
Het was inderdaad duidelijk, dat vele lang be
staande praktijken in den Amerikaanschen film-
handel aan een revisie zouden worden onder
worpen.
De sinds het einde van de rechtszitting ver
wachte uitspraak kwam met een zekere dramati
sche pnverwachtheid, toen een bode van het Hof
even na drie uur het kantoor van den griffier in
het U.S. Court House in New York's Foley Square
binnenwandelde en zachtjes, zónder omhaal, een
enkel exemplaar in het dossier legde.
De uitspraak was door Circuit Rechter Augus
tus N. Hand geschreven en door de District Rech
ters W. Goddard en John Bright bekrachtigd.
Het Hof verwierp het pleidooi van de regeering
voor een volledige afscheiding van verhuurders- en
exploitantenbelangen, maar beval volledig eigen
domsrecht van bioscopen, welke door filmverhuur
ders worden gecontroleerd. De theaters mogen
behouden worden, indien de verhuurders 95 pro
cent of meer van de aandeelen in hun bezit heb
ben of verwerven. Als zij minder dan dat per
centage en meer dan vijf procent bezitten, moeten
zij of koopen van, of verkoopen aan de mede
eigenaars. Vennootschapsregelingen met onafhan
kelijke exploitanten zullen derhalve verbroken
worden.
Gemeenschappelijk bezit van theaters door een
der gedaagden Paramount, Loew's, (M.G.M.),
20th-Fox, RKO en Warner met elkaar is ver
boden.
Minimum-prijsbepalingen, hetzij stilzwijgend of
formeel, zijn verboden op grond, dat de praktijk
prijsfixeering vormt.
Handhaving van clearance systemen door ge
zamenlijk overeengekomen actie is onwettig ver
klaard en geen clearance mag worden verleend
„boven wat redelijkerwijs noodig is om de licentie
nemers in de verleende run (eerste, tweede en vol
gende vertooningsweken) te beschermen". For-
mula deals, master agreements en franchises zijn
onwettig verklaard. (Dit alles heeft betrekking
op specifiek Amerikaansche toestanden; in hoofd
zaak komt dit neer op combinaties van groote film
maatschappijen en theaterconcerns, welke er op
gericht zijn voor henzelven belangrijke voordeelen
te behalen ten nadeele van onafhankelijke exploi
tanten en verhuurders).
Verhuurders mogen hun eigen films in hun
eigen theaters vertoonen ,,op zoodanige voorwaar
den, wat toegangsprijzen en clearances aangaat,
en op zoodanige runs als hun goeddunkt".
Verhuurders moeten films aan andere exploi
tanten aanbieden op basis van een „auction block
(d.w.z. verhuur van een blok van films bij opbod)
en ze verhuren aan den hoogsten bieder, die
financieel sterk genoeg is en voldoende theaterca
paciteit heeft om ze op de gevraagde condities te
vertoonen. Licenties moeten worden verleend
„uitsluitend op daarvoor geldende overwegingen,
en zonder onderscheid te maken ten gunste van
gelieerden, oude klanten of ieder ander persoon."
„Elke film moet afzonderlijk per theater aange
boden en behandeld worden."
De verkoop van afzonderlijke films wordt voor
geschreven. Block-verkoop zal geoorloofd zijn