„mits de licentienemer de gelegenheid zal hebben
gehad op elke film afzonderlijk te bieden en het
beste bod voor elke daarin opgenomen film zal
hebben gedaan".
Films mogen in groepen worden verhuurd vóór
de bedrijfsvertooning. De exploitant mag echter
een door het vonnis te bepalen percentage van
deze films annuleeren binnen 10 dagen na ze
gezien te hebben.
Pool overeenkomsten en alle daartoe behooren-
de afspraken zijn verboden. Rayon uitbreiding
(De verhuur van films geschiedt in de Vereenigds
Staten rayonsgewijs), wordt den verhuurder ont
zegd, behalve door aankoop van mede-eigenaars -
belangen en dan nog slechts na toestemming van
het Hof. Theaters mogen verworven v/orden om
de beleggingen te beschermen of in concurrentie
te treden, doch slechts na aanvraag tot toestem
ming van het Hof.
Verhuurders mogen niet huren of koopen via
een agent, die ook in zulke aangelegenheden voor
eenig anderen gelieerde of onafhankelijken exploi
tant optreedt.
De arbitrage moet worden gehandhaafd ten aan
zien van geschillen „betreffende biedingen, clea-
rances, runs en alle andere onderwerpen, die voor
arbitrage geschikt zijn" op basis van vrijwillig
heid. De raad van beroep zal worden gehand
haafd.
Partijen zal een termijn van tien dagen worden
toegestaan om tegen de inwerkingtreding van dit
vonnis op te komen. Maatregelen ter uitvoering
van het vonnis zullen achterwege blijven hangen
de het beroep tenzij met het doel partijen in staat
te stellen hun zaken zonder onbillijke pressie te
regelen.
Er wordt een uitnoodiging tot de partijen ge
richt om bevindingen, die daartoe dienstig kunnen
zijn, aan het Hof voor te leggen.
Een zegsman van het Departement van Justitie
in Washington zei, dat de conclusies van het von
nis blijkbaar niet geheel aan den eisch van de
regeering beantwoordden, en indien dit het geval
zou blijken, dan zou de regeering beroep aantee-
kenen. Hij zei. dat de beperkingen op de
„bookings" bevredigend waren, maar dat de clau
sule, waarbij aan de filmmaatschappijen slechts
gedeeltelijk het recht om bioscopen te exploitee-
ren is ontzegd, de concern-verhuurdercombinaties
zou aanmoedigen, n.1. door de maatschappijen te
dwingen om, door middel van aankoop, 100 pro
cent beheer over de theaters te verkrijgen.
Er werd algemeen door het Departement aan
genomen, dat de groote maatschappijen zouden
appelleeren, waarbij zij door een gemeenschappe
lijke actie een nieuw gerechtelijk onderzoek door
een hooger gerechtshof en vrijspraak zouden ver
zoeken.
Bij de ontzegging van den door de regeering
gestelden eisch tot verbod aan de film
maatschappijen om theaters te exploiteeren of
daarbij geïnteresseerd te zijn weidde het hof lang
uit over d.e gronden daarvan. „Wij kunnen niet
instemmen met het verzoek van den eischer, dat
de hoofdgedaagden van hun theaters beroofd zul
len worden, opdat geen verhuurder ook exploitant
zal zijn", gaf het als uitspraak.
Het ermee eens zijnde, dat zulk een berooving
een einde zou maken aan de meest dringende be
zwaren van de regeering tegen de huidige me
thoden van het voeren van het filmbedrijf", wees
het Hof er op, dat het „de gedaagden-verhuurders
zou uitsluiten van de concurrentie op het gebied
van filmvertooning". Het Hof was van meening,
dat dit „een nieuwe groep van theater-eigenaars
zou doen ontstaan, waarvan het zeer onwaar
schijnlijk is, dat zij het publiek de eerste jaren
een even goede service zouden verkenen als de
exploitanten, wier plaatsen zij zouden hebben in
genomen, gezien de bewezen ervaring en routine
van laatstgenoemden in het besturen van wat over
het algemeen als de grootste en best-toegeruste
bioscopen moeten worden beschouwd".
Volledige ontzegging van het recht
bioscopen te exploiteeren is „Krasse
Maatregel".
De gelegenheid voor onafhankelijken om onder
het biedsysteem naar films en runs mede te din
gen „maakt zulk een krasse maatregel als volledig
verbod aan de filmmaatschappijen om bioscopen
te exploiteeren onnoodig, tenminste zoolang de
doelmatigheid van dat systeem niet is beproefd
en onvoldoende is gebleken", voerde het Hof aan.
Het Hof verwierp de aantijgingen van de regee
ring, dat de verhuurders aan monopolie schuldig
waren en dat de gevraagde maatregel gerecht
vaardigd zou zijn. „Het lijkt onwaarschijnlijk, dat
theater-eigenaars, die in totaal belangen hebben
in weinig meer dan één zesde van alle bioscopen
in de Vereenigde Staten zulk een monopolie in de
filmbranche uitoefenen, dat zij het drastische mid
del van het totale verlies van haar bioscopen zou
den moeten ondergaan, teneinde een behoorlijke
mate van vrije concurrentie te bereiken.
„Het is slechts in bepaalde plaatsen en niet in
het algemeen, dat er een eiaendom, zelfs van eer-
ste-week theaters, bestaat, dat een monopolie
nabij komt".
Indien de markt zou worden geopend voor den
'ïoogsten bieder en de bouwer van een nieuw
.heater zou kunnen mededingen met andere ex
ploitanten naar de films, dan kan er geen mono
polie zijn, werd in het vonnis aangevoerd. „De
eenige films, die de huidige filmverhuurders-ex
ploitanten in zulke plaatsen zouden kunnen beheer-
schen, zouden hun eigen films zijn, welke zij altijd
ongehinderd in hun eigen theaters kunnen ver-
toonen", voegde het Hof er aan toe.