J. C. DOGTEROM OVERLEDEN Op 14 September is te Rotterdam in den ouder dom van 51 jaar nog vrij onverwacht overleden de heer J. C. Dogterom, exploitant van het Victo ria Theater aldaar, alsmede van het door oorlogs handelingen vernietigde Ooster Theater, geves tigd te Rotterdam. In hem verliezen wij een van onze trouwe leden, die den Bond in zijn functie van Vice-Voorzitter van de Afdeeling Rotterdam belangrijke diensten heeft bewezen. De teraardebestelling vond plaats op Woens dag, 18 September op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam. De heer D. J. van Leen heeft daar bij het Hoofdbestuur vertegenwoordigd en namens dit college de deelneming van het Hoofdbestuur aan de familie betuigd. De heer C. van Willigen was aanwezig namens den Afdeelingsraad en het Bestuur van de Afdeeling Rotterdam, van welke Afdeeling vele leden aan de groeve tegenwoordig waren. Op verzoek van de familie werd bij deze plechtigheid niet het woord gevoerd. Een broer van den overledene dankte namens de familie voor de belangstelling. 11 de M.P.E.A. respectievelijk de betrokken Amerikaansche filmmaatschappijen, dat zij geen inzetdata zullen aanvaarden voor 1 Januari 1947, tenzij de gezamenlijke exploitanten in elke plaats tot overeenstemming zijn gekomen met de ver huurders, waarmede zij contracten hebben loopen van voor 1 Augustus 1946. De Bond zal naar billijkheid op deze aan gelegenheid toezicht uitoefenen." Aanteekeningen: ,,1 Januari 1947" in het vorenstaande zal worden inge- lascht als „1 Februari 1947", tenzij bericht wordt ont vangen. Voor de verdaging van de ledenvergadering van den Bond op 16 September 1946, dat de M.P.E.A. voornemens is of haar leden voornemens zijn tot den Bond toe te treden, in welk geval de datum „1 Januari 1947" onveranderd blijft. De datum „1 Augustus 1946" zal gelezen worden als: „1 September 1946". Punt 3 onveranderd luidt als volgt: „3. Het Hoofdbestuur verklaart, dat ingeval de Statuten gewijzigd worden, de leden, die met de wijziging niet ac- coord gaan, hun lidmaatschap statutair kunnen opzeggen met behoorlijke inachtneming van den daarvoor gestelde ter mijn van opzegging; dit alles volgens de in Nederland van kracht zijnde wetten." Punt 4 onveranderd, en op welks aanvulling de loopen- de onderhandelingen gebaseerd waren, luidt als volgt: ,,4. In de toekomst zal geen nadeelig onderscheid worden gemaakt voor wat betreft het recht van de Amerikaansche maatschappijen om bioscooptheaters te verwerven of te bou wen zij zullen in dit opzicht precies dezelfde rechten hebben als de overige leden van den Bond." Punt 5 onveranderd, luidt als volgt: „5. Het Hoofdbestuur verklaart, dat, indien overeenstem ming bereikt wordt indien niet, sans préjudice te garan deeren, dat de leden geen vorderingen zullen instellen met betrekking tot de uitvoering van bestaande vooroorlogsche contracten. Indien echter films, welke ingevolge deze con tracten verkocht zijn, in de toekomst weer gedistribueerd worden, zullen de exploitanten, die de films voor den oorlog gehuurd hadden, daaro" het eerste recht hebben, met dien verstande, dat de filmverhuurder het recht heeft de plaats te kiezen, waar hij de films wenscht te laten vertoonen, in aanmerking nemende het aantal vertooningen, dat de bestaan de copieën kunnen doorstaan." Punt 6 de redactie hiervan is na wederzijdsch overleg gewijzigd en luidt als volgt: „6. De Bond heeft nimmer bezwaar gehad en heeft ook thans geen bezwaar tegen „sliding" scale contracten. De Bond heeft geen bezwaar tegen het weer invoeren van „sliding scale" contracten, zoodra de financieele positie van het Koninkrijk der Nederlanden een herziening van de huidige (deviezen)verordening rechtvaardigt." Punt 7 onveranderd, luidt als volgt: „7. Het Hoofdbestuur zal trachten de Nederlandsche Regeering er toe te bewegen om voor het seizoen 1946/47 te reserveeren een bedrag in Amerikaansche dollars, gelijk aan ongeveer 60% van het totale bedrag, dat beschikbaar is voor den import van buitenlandsche films." Punt 8 onveranderd, luidt als volgt: ,,8. Overeengekomen wordt, dat de Export Association en/of de Amerikaansche maatschanDijen als behoorlijke leden van den Bond zullen worden beschouwd, zoodra zij tot den Bond toetreden en dat geen nadeelig onderscheid zal worden gemaakt ten aanzien van deze maatschapijen of hun geèm- ployeerden. De Amerikaansche maatschappijen uiten den wensch om met den Bond samen te werken, ten einde het filmbedrijf in Nederland te stabiliseeren en te verbeteren." Punt 9 onveranderd, luidt als volgt: „9. Hoewel het bekend is, dat de leden van het Hoofd bestuur van den Bond door de Algemeene Ledenvergadering worden gekozen en dat daarom ten aanzien van de zetel- verdeeling in het vorengenoemde Bestuur geen garanties kun nen worden gegeven, zal het Hoofdbestuur niettemin pogen om voor de Amerikaansche maatschappijen minstens het aan tal zetels te verkrijgen, dat zij in 1939/'40 in het Hoofdbestuur hadden." Punt 10 onveranderd, luidt als volgt: ,,10. De leden van de Export Association zullen geenerlei schadevergoeding of boete betalen voor niet-uitvoering van vooroorlogsche contracten en alle gerechtelijke uitspraken en beslissingen door eeniae gerechtelijke instantie voor 1 October 1946 aedaan, zullen worden geschrapt. IV. De ondergeteekenden zijn geleid door den wederzijdschen wensch om tot volkomen overeenstemming te geraken, welke harmonieus samenwerken van film- en bioscoopbedrijf in beide landen zal mogelijk maken. Wij zenden copieën van dit document aan Dr. Johannes Gielen, Minister van Onderwijs en aan Dr. Stanley Hornbeck, Amerikaansch Ambassadeur, die onze eerste ontmoeting heb ben gearrangeerd. w.g. M. P. M. VERMIN, Voorzitter Nederlandsche Bioscoop-Bond. w.g. F. L. D. STRENGHOLT, Vice-Vcorzitter Nederlandsche Bioscoop-Bond. w.g. J. G. J. BOSMAN, Directeur Nederlandsche Bioscoop-Bond. w.g. F. S. HARMON, Vice-President Motion Picture Export Association. w.g. GERALD M. MAYER, Vertegenwoordiger van Motion Picture Export Association. Amsterdam, 28 Augustus 1946.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 12