Voorwaarden van Verhuur en Huur van films Geen inkoop meer van een product, dat men niet kent, geen handel in rechten zóó, dat vele exploi tanten tot over de ooren in de verplichtingen zaten en practisch overgeleverd waren aan een of meer] T importeurs; niet de reclame, noch het merk of het* praatje van den reiziger geven den doorslag, maar^ de film zelf. De Bond erkent blijkens de conside-i rans in genoemd reglement de publieke verant-Li woordelijkheid, welke de uitoefening van het film en bioscoopbedrijf met zich brengt en acht het daarom noodig den invloed van de bioscoopex ploitanten op de samenstelling van het filmpro gramma te versterken door hen in de gelegenheid te stellen zelf een film te beoordeelen, alvorensf* daarvan het ve-rtooningsrecht te verwerven en om uitsluitend de waarde van de film als zoodanig als basis voor dusdanige overeenkomst te doen gelden. Het gaat er dus om, dat films vrij, los van iedere conditie, die met de film zelf niets te maken heeft wordfc'Verhuurd. Geen koppelverhuur en gee, blockbooking meer. Hiermede is den exploitan een belangrijk recht gegeven, dat veel werk vai hem vraagt en niet minder verantwoordelijkheids gevoel en kennis van zaken. Een recht echter, e: in dit gevat een groot recht, is heel wat waard. H:, die in het verleden redeneerde, dat het slechts ec kwestie van papiertjes was met zes films, dut; inplaats van 30 films er 5 X 6 verhuurde, en thans zegt, dat het een kwestie is van een nog grooter aantal papiertjes, heeft de beteekenis van de thans geldende voorschriften slecht begrepen of willen begrijpen. Niet het aantal papieren in dit geval het aantal overeenkomsten is doorslaggevend, maar de wijze, waarop zij tot stand gekomen zijn, evenzeer als de wijze, waarop zij niet tot stand komen. Het Hoofdbestuur zal in het komende jaar ongetwijfeld scherp-toezien, dat de betrokken be palingen worden nageleefd, dat met name naar den geest, van deze bepalingen wordt te werk gegaan, opdat een nieuwe handelsusance ontsta in dit bedrijf, die haar eigen complicaties en moeilijk heden heeft, maar waardiger dan de oude is, meer aangepast aan de groeiende beteekenis van film en bioscoopbedrijf. Ten slotte is er de verhuurplicht. Het is logisch dat een product, hetwelk in het buitenland ge kocht is tegen besteding van onze schaarsche de viezen, binnen niet al te langen tijd na den imporf den consument moet bereiken, hem in ieder geval niet mag worden onthouden. Dit geldt voor de film niet minder. Achterhouding van een film uit zakelijke overwegingen om op deze wijze toch tot een ongeoorloofden koppelverkoop te komen, wordt onmogelijk gemaakt. De redelijkheid van een eventueel bod staat ter beoordeeling van den Bioscoop-Bond. Ook hier zullen in de practijk vele moeilijkheden moeten worden opgelost. Met den 'Bond zal waarschijnlijk het arbitrage-instituut zijn bedoeld, aangezien een beoordeeling slechts ka* ft volgen nadat hierom is gevraagd. En dit zal wel haast altijd gebeuren nadat een geschil is ont staan. Het is te betreuren, dat de twee zoo juist be- sproken bepalingen in de deviezenbeschikking terecht zijn gekomen. Zij sluiten volkomen aan bij ■de betrokken bedrijfsreglementen en zullen daarin |o.i, zonder veel bezwaar kunnen worden opge- Snornen. Dit geldt in nog meerdere mate voor de bepalingen van de beschikking, die reeds lang deel "uitmaken van de Bondsreglementen en daaruit kennelijk zijn overgenomen. Dit is overbodig werk en schept noodeloos verwarring. Bovendien zou te overwegen zijn, of het juist is, dat de overheid opnieuw gaat bepalen, wat door het overleg dei- betrokkenen reeds zoo verdienstelijk geregeld is. De Minister reserveert zich ten slotte nadruk kelijk het recht om, indien hiervoor in den loop van het deviezenjaar aanleiding bestaat, a) den liimimport inclusief de copieën per verhuurder te contingenteeren; bmet name genoemde condities te stellen ten aanzien van het buitenlandsche jour- aaal en tevens de deviezen, noodig voor journaal- import, te limiteeren. Over het laatste punt valt .hans weinig te zeggen, omdat het Hootdbestuur zich hiermede bezig houdt en tot een aanvaard bare oplossing tracht te geraken. Of de Minister ooit redenen zal hebben om het verfoeilijke con- tingenteeringsstelsel op den filmimport toe te pas sen met alle nadeelige gevolgen van dien voor de exploitanten en voor het publiek zal liggen aan de ondernemers zelf. De zelfstandige filmverhuurders zijn het is in het afgeloopen jaar gebleken veelal de rug- gegraat van het film- en bioscoopbedrijf. Velen hunner weten op de wereldmarkt met succes te speuren naar een goed product. Zij brengen dik wijls uitzonderlijke films en koopen in het alge meen tegen schappelijke prijzen in. Zij mogen niet worden weggedrukt door den import van enke lingen, die, ongeacht of zij het beste werk hebben, door hun positie op de beperkte Nederlandsche filmmarkt bepalen, wat er in circulatie komt en zich in ieder geval omgeven met een plaatsings garantie voor hun eigen import. Zoodat niet de beste films de beste kansen krijgen, maar de par ticuliere bedrijfspolitiek bepaalt, wat er wordt vertoond. De groote ondernemers zullen zich hier een wijze beperking moeten opleggen, willen zij voorkomen, dat hun handelwijze reacties oproept, die linea recta leiden naar contingenteering per verhuurder. Hier geldt het: leven en laten leven in aller belang, niet in het minst van de film en van het publiek. Een contingenteeringsstelsel im mers verstart den import en den handel en drukt het niveau van het bioscoopprogramma over de geheele linie omlaag.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 4