wat betreft de afwikkeling van formaliteiten en administratieven rompslomp, vooral in den over gangstijd aan het keuringswerk verbonden. In aanmerking nemende bijvoorbeeld dat in enkele maanden de overgangstijd emdiqde oo 1 Sep tember 1928 naar schatting 3 000 000 M. oude films moesten worden gekeurd, mag het een ver dienste heeten, dat het bedrijf daarvan geen hin der of stagnatie ondervonden heeft. Tegen het eind van Januari 1940 is een ontwerp van wet tot wijziging en aanvulling van de Bio scoopwet bij de Kamer inaediend, waarbij de in middels gevormde jurisprudentie en de aan den dag getreden lacunes b;i onvoorziene omstandig heden ^an Bi'nnp-nlandsche Zaken ter za^e on getwijfeld geadviseerd door de Huishoude^'ike Commissie, althans door haar voorzitter aan1ei- dinq bleken fe hebben qeqeven tot bepalingen, die voor technisch doordrinnen. maar eigenliik zóó in grijpend waren, dat het karakter van de wet er door werd aangetast De voornaamste wiizigingen en aanvullingen komen hierop neer: A. Voortaan is voor alle onen- bare bioscoopvoorstellingen, dus ook voor de z.q. niet beroepsmatige, een vergunning vereischt be houdens met n^me genoemde uitzonderingen. (zi'e kwestie-Den Helder). De wiiziging staat onmid dellijk in verband met een wüziginq van artikel 16 der wet, volgens welke de krnq, binnen w^ken geen andere d^n door de „Rijkscommi?s;e Film- keurinq" aldus wordt voorgesteM de Centrale Commissie voor de Keuring van Films voortaan te noemen toeqelaten films moqen worden ver toond in beginsel wordt verruimd door in het eerste lid de woorden .,in het openbaar" en ..open bare" te doen vervallen. B. Artikel 4 wordt aan gevuld ten einde de mogelijkheid te openen, dat de, door een gemeentebestuur op grond van de ervaring noodig geachte voorschriften mede hun werking kunnen uitstrekken tot de bioscopen, voor welke reeds een vergunning was afgegeven, (kwestie Eergen op Zoom). C. Artikel 7 wordt zoodanig veranderd, dat de verplichting om af beeldingen ter aankondiging van films vooraf te doen keuren, geldt zoowel voor de afbeeldingen in. als buiten de plaats, waar de voorstelling wordt gegeven (kwestie-Beverwijk). D. Ingelascht wordt in art, 16A, dat een regeling beoogt te ge ven voor de gevallen, waarin een eenmaal toege laten film aan een nieuwe keuring kan worden onderworpen. (Ministerieele circulaire dd E. Een toevoeging aan art. 19 geeft geeft den met de uitvoering van de wet belasten Minister de bevoegdheid om op dagen van nationalen rouw of andere bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen dagen van bijzonderen aard. de vertoo ning van alle. dan wel van niet door den Minister bepaaldelijk toegelaten films te verbieden. F. De artikelen 26 tot en met 30 beoogen de strafrech- terk'ike sancties op overtreding uit te breiden. Tegen deze wijzigingen moesten bij den Bond ernstige bezwaren n'izen. Tevoren was er overleg geweest tusschen Minister en bedrijfsorganisatie. Bij vertrouwelijke missive van 24 November 1939 had de bewindsman het Hoofdbestuur op de hoog te gebracht van zijn voornemen en dit college de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken nooens het ontwe.ro, zoowel als de memorie van toelichting. Het Hoofdbestuur heeft dit ook ge daan in een uitvoerig schriftuur dd. 15 December 1939, waarna eenige leden in den loop van Tanuari d.a.v. een onderhoud met den Minister hebben ge had. De Bond mocht zich al gevleid voelen, dat de behandeling van overheidswege bij de indiening van dit wetsontwerp hemelsbreed verschilde vpu die, welke hem ruim 20 jaar tevoren w*s ten deel gevallen, en er mocht aan bepaalde bezwaren al eenige aandacht zijn geschonken, de voornaamste indruk bij het verschiinen van het definitieve ont- wero was toch wel deze, dat in géén geval ge streefd was naar een aanpassing van de wet aan de zeer verbeterde toestanden in het bedriif; dat met name niet een technische verbetering was ver kregen in di'er voege dat de bevoegdheden van de Centrale Commissie met het oog op gerezen bezwaren, nauwkeun'ner waren geformuleerd, dat het gebrekkig geregelde beroeosrecht aan een her ziening was onderworpen, de naar de meenmn van het bedrijf verouderde nakeuringsbevoeqdbeiJ van de gemeentebesturen, waarvan in de praetük niets terecht was gekomen, uit de wet was qePcht en de overgeb1even bevoegdheden v^n de bur gemeesters eveneens waren gepreciseerd. Daaren tegen had men onder het mom van technische ver beteringen aan den opzet van de wet ciPtornd. De wet was in het leven geroepen ter bestrijdmq van het zedeliik en maatschapnelük gevaar, dat aan bioscoopvoorstellingen verbonden is. Th^ns nu dit gevaar, dank zij de evolutie van het bedrif, inzonderheid van de filmproductie, en dank zij ook de werkng van de wet wellicht niet meer in een mate als voorheen aanwezig kon v/orden ge acht, wiHe de overheid zich door middel ee^er wetswijziging bevoegdheden verschaffen, welke de structuur van de wet niet toebeten; bevoeqd- heden, die de Regeering in wezen zou moeten kun nen hanteeren, om de doeleinden harer politiek te kunnen verwezenlijken, waaraan overigens slechts behoefte was ontstaan door de tijdsomstandiohe- den en die als zoodanig dus een temporaire betee- kenis hadden. „Gebleken is immers", aldus de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie in de me morie van toelichting ,,dat getracht wordt films, welke niet voor openbare vertooning zijn toege laten, te vertoonen in publieke bijeenkomst, waar aan slechts naar den uiterlijken vorm het karakter

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 5