te maken, Aangezien^derhalve verwacht mag wor
den, aldus de Minister, dat op dit gebied toch ten
behoeve van de middelen van de gemeenschap
een verder gaande belastingheffing zal tot stand
komen, bestaat er voor hem voor het oogenblik
geen aanleiding het voorstel tot een verhoogde
heffing van omzetbelasting ter zake te handhaven.
De bezwaren, welke dezerzijds ontwikkeld zijn
tegen de heffing eener weeldebelasting, bestaan
echter in niet mindere mate tegen de vermakelijk-
heidsbelasting, inzonderheid tegen een verhooging
hiervan.
Indien de groote massa van ons volk met kleine
inkomens in staat is geregeld de bioscopen te be
zoeken waardoor de ondernemers op hun beurt
in staat zijn, behoudens de beperkingen als gevolg
van de deviezenpositie, de beste voortbrengselen
van de wereldfilmproductie ter vertooning te bren
gen dan is dit mede te danken aan het feit, dat
de bioscoopondernemers in overleg met de Prijs-
beheersching welbewust de toegangsprijzen van
bioscoopvoorstellingen zoo laag mogelijk hebben
gehouden, waardoor het prijspeil in vergelijking
met dat van 1940 niet noemenswaard is ge
stegen.
Deze stijging bedraagt ruim 10 ondanks dat
de prijzen van tal van andere vermakelijkheden
in aanzienlijk grootere mate zijn gestegen en het
algemeene indexcijfer zelfs steeg met 70 a 80
De film is in het cultureele leven een factor van
groot belang geworden en zij voorziet in de be
hoefte van de overgroote meerderheid der be
volking. Wanneer men een budget van het ge
middelde arbeidersgezin ziet gepubliceerd, komt
daarop, even vanzelfsprekend als welke andere
huishoudelijk uitgave, ook het bedrag voor, dat
men geregeld aan bioscoopvoorstellingen pleegt
uit te geven. Dit wijst er dus op, dat men ondanks
de huidige spanning tusschen prijzen en loonen
en de behoefte, welke men heeft aan materieele
voorziening, het verlangen naar bescheiden ont
spanning wenscht te bevredigen.
Tornen aan deze behoefte is maatschappelijk
niet meer verantwoord. De vermakelijkheidsbe-
lasting, welke niets anders is dan een restant uit
den bezettingstijd, zij het dan uit de voorlaatste
bezetting van ons land aan het begin der vorige
eeuw, had oorspronkelijk ten doel als een ,,droit
de pauvres" geheven te worden van hen, wier
maatschappelijke welstand het toeliet, van be
paalde amusementen als tooneel en concerten te
profiteeren. Zij stamt dus uit een tijd, waarin min
of meer cultureele ontspanning was voorbehouden
aan beter gesitueerden en de ontspanning als zoo
danig werd beschouwd als een luxe.
Gelukkig zijn de scheidingslijnen tusschen de
standen in zoover vervaagd, dat thans, dank zij
ook de komst van de film, iedereen op zijn wijze
toegang heeft tot de betere openbare vermakelijk
heden en min of meer deel kan hebben aan cul
tureele genieting. Men kan dus niet meer spreken
van een luxe. Het ontspanningsleven, inzonderheid
het bioscoopbezoek, is gemeengoed der massa. De
toeneming ervan heeft gelijken tred gehouden met
de sociale ontwikkeling, en omgekeerd heeft deze
sociale ontwikkeling alsook de mechaniseering en
intensiveering van het arbeidsproces haar tot een
algemeene en noodzakelijke behoefte gemaakt.
Wanneer men deze noodzakelijke behoefte thans
in stede van haar minder te belasten, hetgeen
maatschappelijk verantwoord zou zijn, zwaarder
belast, dan treft men daarmede den kleinen man:
de overgroote meerderheid van werklieden, amb
tenaren en kleine middenstanders.
Een verzwaring van belasting op vermakelijk
heden heeft daarom tot gevolg, dat ofwel het pu
bliek met een gering inkomen minder ontspanning
neemt, waardoor wel dit publiek wordt getroffen,
maar niet het beoogde effect van vermeerderde
fiscale inkomsten wordt bereikt, ofwel het publiek
zijn ontspanning tracht te behouden en genood
zaakt is op de overige uitgaven van het huishou
delijk budget te bezuinigen, hetgeen op ander ter
rein vermindering van omzetten en fiscale inkom
sten ten gevolge heeft. Het is een interne ver
schuiving, waarmede uiteindelijk weinig resultaat
wordt bereikt, zij het dit ongunstige, dat men
onder de massa, welke reeds onder zulke zware
lasten gebukt gaat en zich vele gemakken en ge
noegens moet ontzeggen in verband met den toe
stand van ons land, gevoelens wekt van onbe
hagen en onlust, welke drijven naar extremiteit
en excessen.
De practijk wijst uit, dat het bezoek aan open
bare vermakelijkheden eenigszins vermindert, en
dat de omzetten hiervan dalen, omdat er zich een
verschuiving voordoet van het bezoek van de
duurdere rangen naar de goedkoopere rangen in
de bioscopen, alsook bij vermakelijkheidsinstel-
lingen.