WITTE KEURING In aansluiting op het, in het vorig nummer van het Orgaan, geciteerde artikel ..Positieve Maat staf" van de Nationale Rotterdamsche Courant d.d. 28 Maart laten wij hier den vol- ledigen tekst volgen van de, onder bovenstaanden titel op 29 Maart gepubliceerde, tweede der drie beschouwingen, welke het dagblad wijdde aan de vraagstukken, verband houdende met de instelling van de Staatscommissie-Sassen tot herziening van de Bioscoopwet. Hoewel de eventueele invoering van een posi tief criterium bij de filmkeuring in eersten aanleg slechts een zaak lijkt van wijziging van artikel 16 der Bioscoopwet, waarin de voorschriften voor centrale rijkskeuring zijn vastgelegd, kan deze aangelegenheid niet los worden beschouwd van het artikel 4, dat heel terloops de mogelijk heid van gemeentelijke na-keuring handhaaft en van de artikelen 20 en 21, die de mogelijkheid openen van na-keuring door particuliere instellin gen of vereenigingen. De mogelijkheid moet zelfs onder de oogen worden gezien, dat een positief cri terium, hetzij in de redactie van artikel 16, hetzij in toelichting en considerans van de geheele wet gegeven, juist in die gemeentelijke of particuliere na-keuring zijn eigenlijke scherpte zou krijgen. De bestaande, negatieve en centrale rijkskeu ring werkt niet en kan niet werken met timmer mansregels, welke botweg op ieder voorkomend geval kunnen worden toegepast. Zij is een zaak van voorzichtig gebruik en de practijk heeft bewe zen, dat het werk van de centrale keuringscom missie, al zijn er aperte blunders voorgekomen, op zijn minst bereikt heeft wat het eenige bestaans recht van centrale keuring kan zijn, namelijk een zoo groote mate van grif erkend gezag te verwer ven, dat het nawerkt in de na-keuringen en deze slechts bij scherp verschil van oordeel in werking brengt. Positief criterium, een scherper wapen, zou tot grooter omzichtigheid kunnen nopen. Het zou in de practijk den positivisten wel eens niet krachtig genoeg gebruikt kunnen lijken, zijn cen traal gezag kunnen verliezen en voor de gemeen telijke of particuliere nakeuringen aanleiding zijn dan ook het volle pond te eischen. Het vrij on opvallende artikel 4 zou opeens van overheer- schende beteekenis kunnen worden. Het is daarom te verwachten, dat de tegen standers van positieve keuring en nog sterker de voorstanders van afschaffing der overheidsbe moeiing, bij het op de helling brengen van de Bio scoopwet hun aandacht niet minder op artikel 4 zullen richten dan op artikel 16. Een slappe toe passing naar strenge normen zou wel eens gevaar lijker kunnen zijn dan een strenge toepassing naar slappe normen. Wanneer dan ook de Staatscommissie-Sassen, getrouw aan haar opdracht, de Bioscoopwet op nieuw beziet in het licht der gewijzigde omstan digheden, is er alle aanleiding om te bedenken, dat ten aanzien van de gemeentelijke keuring de omstandigheden sedert 1926 een wijziging hebben ondergaan, die een aanfluiting is geworden van de oorspronkelijke bedoelingen van artikel 4, dat zoo, als het aan de Kamer werd voorgelegd (Nota van Wijzigingen-de Geer) slechts bedoelde de rijksfilmkeuring haar monopolie te verzekeren (uitsluiting van gemeentelijk bioscoop-verbod), doch door het amendement-dr. de Visser c.s., „be houdens eene keuring van de te vertoonen films", eeri gemeentelijke na-keuring mogelijk maakt, waarvan de practijk den voorstellers wel niet voor den geest zal hebben gestaan. Zij is namelijk ge worden tot blindelings sanctionneeren van parti culiere keuring. Tegen particuliere keuring zal wel niemand be zwaar hebben. In verschillende landen is zij uit het bioscoopbedrijf zelf voortgekomen. Engeland heeft zijn Board of Censors, die door de bioscopen zelf is ingesteld. De Amerikaansche productie maatschappijen bekostigen uit eigen iniatief de Hayes-censuur, waardoor zij zich voor verrassen de veto's van kerken en zedelijkheidsgenootschap- pen vrijwaren. Ons land kent de aanbevelingen of afkeuringen door de Katholieke Film-Actie, waar aan de katholieke bioscoopbezoekers zich kunnen onderwerpen. Vele jaren konden de bioscoop-di recteuren in overwegend katholieke streken zich onderwerpen (meestal onder beroep op artikel 21) aan de keuring door de vereeniging „Voor Eer en Deugd". De vrijwilligheid van deze onderwerping aan witte keuring" immers ook onder artikel 21 is opzegging te allen tijde mogelijk werd teniet gedaan toen op 6 Juni 1923 de „Vereeniging van Noordbrabantsche en Limburgsche gemeenten voor gemeenschappelijke filmkeuring", de z.g. .vereeniging met den langen naam" werd opge richt. Juist in een gemeente van typisch gemeng de bevolking, namelijk Eindhoven, vestigde zich een vereeniging welker adviezen bindend werden voor alle bioscopen in het katholieke Zuiden. De particuliere keuring ging over in een gemeen telijke, bijna zou men kunnen zeggen een diocesa ne. Dat het ondemocratische van dezen toestand door andersdenkenden als grievend wordt ge voeld, behoeft geen betoog.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 4