WEINIG LICHT VOOR VEEL GELD
13
Mogelijk zullen sommige leden-exploitanten zich
bij het lezen van deze titel afvragen, of het hier in
de bedoeling ligt het licht te laten schijnen op de
wijze waarop de verlichting in de theaters wordt
of zou kunnen worden toegepast. Dit is echter
niet het geval, hoewel hierover ongetwijfeld veel
te zeggen zou zijn. Wat wij hier wel zullen be^
spreken is de filmprojectielantaarn of liever wat wij'
er in stoppen, er uit halen, wat wij naar het pro
jectiedoek brengen en onze bezoekers door middel'
van het reflectievermogen van dit doek voorzetten.
Alvorens hiertoe te kunnen overgaan moeten
wij ons even bezig houden met het principe, waarop
de moderne spiegelbooglamp is gebaseerd.
Bij de zogenaamde laag-intensiteits spiegelboog-
lampen worden zwarte, niet verkoperde kolen toe
gepast met een diameter, die afhankelijk is van de
gebruikte stroomsterkte (Amp.). De positieve
koolspits is op een bepaalde afstand van de spiegel-
reflector geplaatst en wel zo, dat de zich bij het
verbranden der koolspits vormende krater naar
deze spiegelreflector is toegekeerd. De sterke
stroom veroorzaakt op het punt, waar de electri^
sche vlamboog van de negatieve naar de positieve
kool overgaat, een zeer hoge temperatuur (circa
4000° C), die hierdoor in de krater van de posi
tieve kool een buitengewoon sterke lichtbron doet
ontstaan. Dit licht vangen wij door middel van een
spiegelreflector op en projecteren een vergroot
beeld van deze lichtkrater op het filmvenster.
De diameter van de positieve en negatieve kool
spits is zo gekozen, dat de afbrandsnelheid (de
positieve verbrandt ongeveer tweemaal zo snel als
de negatieve bij gelijke kooldikte) gelijk is. Zo is
een bijna algemeen toegepaste trim (een bij elkaar
behorend stel negatieve en positieve koolspitsen)
8 mm negatief en 12 mm positief.
Om de verbranding van de positieve koolspits
te vergemakkelijken vult men de kern hiervan in
de laatste jaren met een zachter koolmateriaal dan
de buitenste laag; soms omsluit men deze kern met
een dun koperlaagje om de electrische weerstand
te verkleinen. De positieve koolspits bestaat dus
eigenlijk uit een harde koolkoker aan de buiten
kant, waarin een dun koperen kokertje met het
zachte koolmateriaal. Voor een goede werking van
deze koolspitsen moet men een stroombron met
een spanning van 6570 Volt toepassen. De hoog
spanning is ingeveer 55 Volt.
De afstand tussen de negatieve en positieve kool
is niet erg critisch. De temperatuur van de krater
blijft tussen 12 en 6 mm vlambooglengte ongeveer
dezelfde, dus ook de uitgestraalde lichthoeveel-
heid. Hierdoor is het mogelijk dit soort koolspitsen
in een eenvoudig geconstrueerde booglamp met
behoorlijk resultaat te branden. In het algemeen
zijn deze lampen met handregeling geconstrueerd,
waarbij door middel van een met de hand bij te
stellen schroef de afstand der koolspitsen onder
ling kan worden geregeld.
Geheel anders ligt het geval met de zogenaamde
hoog-intensiteits koolspitsen. In een verkoperd uit
hard kool bestaand buisje zitten minerale zouten
opgesloten, die door middel van een electrische
vlamboog verbranden. Ongeveer op de plaats,
waar zich bij de positieve laag-intensiteits kool de
krater vormt, ontstaat in het hard-kolen buisje een
gloeiende gasbol, die zuiver wit licht uitstraalt.
Ook dit licht wordt door de spiegelreflector opge
vangen en op het filmvenster vergroot geprojec
teerd.
De kleurverhouding van het licht in vergelij
king met het licht van een gelijkstroom laag-inten
siteits krater en dat van een hoog-intensiteits
gasbol is als volgt:
violet-blauw groen-geel oranje rood
laag-intensiteit 18 32 50
hoog-intensiteit 34 35 31
Wij benaderen dus met hoog-intensiteitslicht het
ideaal: practisch gelijke kleurenverdeling.
De lichtintensiteit der beide lichtbronnen ver
houdt zich:
positieve krater van
een laag-intensiteits
booglamp 155175 kaarsen per mm2
gasbol van een hoog-
intensiteits lamp bij
70 Ampère 700 kaarsen per mm2
Aangezien echter verhoudingsgewijze de gasbol
ten opzichte van de positieve laag-intensiteits kra
ter zoveel kleiner is, zijn wij verplicht door middel
van een spiegelreflector deze enige malen ver
groot op het filmvenster te projecteren, waardoor
wij in plaats van vijmaal slechts driemaal zoveel
licht hierop verkrijgen.
Er schuilen evenwel addertjes onder het gras bij
deze lichtbron, n.1. de uiterst grote gevoeligheid
voor temperatuurverschillen. Is de temperatuur van
deze vlamboog iets lager dan voorgeschreven, dan
verbranden de minerale zouten te langzaam en
geeft de gasbol blauw licht. Is daarentegen de tem
peratuur te hoog, dan wordt het geel licht. Om
steeds de juiste temperatuur te verkrijgen, moet de
afstand tussen positieve en negatieve koolspits
altijd dezelfde blijven, dat betekent, dat de booy-
lamp, waarin deze spitsen worden gebruikt, van