DRUKT DE WENS UIT:
dat de onderscheidene volkeren spoedig de weg
naar volledige opheffing dezer uitzonderingsbe-
lastingen zullen opgaan;
en aldus aan het filmbedrijf een fiscale gelijkheid
verlenen, tot welke zij hetzelfde recht heeft als alle
andere industrieën en bedrijven;
en hoopt, dat dit beroep bij de onderscheidene
regeringen een gunstig gehoor zal vinden, opdat
de ontwikkeling van de fïm zich in stijgende lijn
zal kunnen voortbewegen en het bij uitstek popu
laire middel tot ontspanning en ontwikkeling zal
kunnen blijven.
IL COMMISSIE VOOR DE AUTEURSRECH
TEN:
De Commissie heeft haar werk in de gegeven
korte tijd niet ten einde kunnen brengen en bijge
volg is de redactie der besluiten niet onmiddellijk
mogelijk.
De Commissie stelt aan het Congres voor, haar
arbeid vrijwillig te mogen vcortzetten, hetzij door
het wisselen van correspondentie, hetzij door sa
menkomsten, hetzij eventueel door middel en in het
kader van een toekomstig Internationaal Verbond
van Bioscoopexploitanten.
In afwachting van de oprichting van een derge
lijke internationale organisatie zou de Commissie
zo goed mogelijk de vergaderingen en mededelin
gen van alle documenten, werken, beslissingen enz.
verzorgen, betreffende de kwestie die ter studie is.
III. COMMISSIE TER BESTUDERING VAN
DE TAAK VAN DE FILM BIJ DE OPVOE
DING EN VAN DE CONTROLE EN CEN
SUUR DER FILMS:
De Internationale Commissie die belast werd een
rapport op te maken betreffende de censuur der
films voor het onderwijs bestemd, bijeengekomen
op Dinsdag 17 en Maandag 23 Juni 1947, ter ge
legenheid van het eerste Internationaal Congres
van Bioscoopexploitanten gehouden te Brussel,
welke Commissie werd voorgezeten door de heer
Hermez (Frankrijk) in aanwezigheid van de he
ren Hinge (Engeland). Lembert (Frankrijk), Dr.
Kern (Zwitserland), Vermin (Nederland), Frei-
sing (Luxemburg) en Soebert (België), ten einde
de diverse uitgebrachte adviezen, die door de ver
tegenwoordigers naar voren werden gebracht, in
overeenstemming te brengen, is tot de volgende
conclusies gekomen:
1. Betreffende de filmcensuur:
Een aanwending van gelijke gegevens voor de
verschillende vertegenwoordigde landen, welke
aan de exploitanten dezer landen voldoening zou
geven, is niet wel mogelijk, gezien de verschillende
mentaliteiten der vertegenwoordigde landen ener
zijds;
en anderzijds daar verschillende vertegenwoor
digers zich met de werkwijze van het Censuurcomi-
té van hun land kunnen vereningen, is de Commis
sie derhalve van mening, dat zij geen zelfde ge
dragslijn voor alle vertegenwoordigde naties kan
aannemen.
Zij is echter van mening, dat het wenselijk is,
dat in ieder land, waarin een censuurcomité onder
toezicht van de staat haar functie uitoefent, een ver
tegenwoordiging van exploitanten stemrecht in de
bestaande of nog te vormen censuurcommissies
zou hebben.
2. Films die niet op het doek mogen verschijnen:
Daar de Commissie vaststelt, dat zekere film
producenten zich het recht aanmatigen films te
produceren die in strijd zijn mét een juist begrip
der maatschappelijke plichten van de mens, en van
mening is, dat de gezonde hoedanigheden van ont
spanning nooit door de verlokkingen van het kwaad
kunnen worden vervangen, heeft ze eenstemmig
het besluit genomen geen films te vertonen ,,wier
thema, vertolking of dialoog zodanig zijn, dat zij
in de geest van de mens gedachten doen ontstaan,
die hem van zijn plicht tegenover maatschappij en
medemens zouden kunnen afbrengen."
3. Bijzondere censuur:
Daar de Commissie vastgesteld heeft, dat men
buiten de officiële censuur dikwijls ook private
censuur vindt, die ten doel heeft de film aan een
engere persoonlijke of politieke conceptie aan
te passen, rekent zij het tot haar plicht, de wer
king van deze tweede censuur te verbieden en niet
toe te laten dat een oorspronkelijke copie, om welke
reden ook, wordt verminkt.
4. Parasitaire voorstellingen:
Onder parjnsïtaire ^voorstellingen verstaat d,fc
Commissie alle filmvoorstellingen die niet in een
bioscoop worden gegeven, welke onderworpen is
aan alle rechten en plichten van de exploitanten,
die bij hun vakgroepen zijn aangesloten.
Onder deze benaming omvat zij de voorstellingen
die gegeven worden door bioscoop-clubs, patro
naten, politieke groepen enz.
Zij verlangt van de verhuurders, dat zij hun
producten niet, of niet zonder toestemming van
hun organisatie, aan dergelijke verenigingen uit
lenen of verhuren.
Zij dringt er bij de exploitanten op aan, dat zij
in hun huurcontracten alle beschermingsmaatrege
len te dien opzichte nemen.
5. Voorstellingen voor kinderen:
De Commissie is van mening dat het wenselijk
zou zijn, dat in de bioscoop kosteloze voorstellin-