18
handeld met de letter en de sententie van de betrokken
bepaling;
dat in deze bepaling niet is aangegeven, wat de inhoud
zou moeten zijn van een buitenlandse journaalfilm, maar dat
kennelijk gedoeld is op filmnieuws, dat door leden van de
Bond uit het buitenland wordt betrokken;
dat de verhuurders van buitenlandse journaals slechts dan
de bescherming van het Nederlandse journaal te niet zouden
doen, indien de inhoud een zodanige aandacht zou schenken
aan het binnenlandse nieuws, dat het Nederlandse journaal
overbodig zou worden, of als binnenlands nieuws ernstig zou
worden beconcurreerd;
dat ook de Ledenraad bij het vaststellen van de formu
lering van de onderwerpelijke bepaling, het begrip „buiten
lands nieuws" voor ogen heeft gestaan als een internationaal
samengestelde journaalfilm;
dat het dus kan voorkomen, dat, indien een uitgever van
een buitenlands journaal een Nederlandse actualiteit van in
ternationale betekenis acht, deze actualiteit in het in Neder
land uitgebrachte buitenlandse journaal is opgenomen.
dat zulks het geval is geweest met de door partij-Polygoon
gewraakte journaalopnamen, te weten die van de Nieuw
jaarsreceptie in het Koninklijk Paleis op de Dam te Amster
dam, en van de gala-première in het Metropole Palace te
Den Haag;
dat naar de mening van de Raad een van de maatstaven
voor de internationale waarde van een actualiteit is, dat zij
ook inderdaad internationaal dient te worden gedistribueerd;
dat de Raad niet kan beoordelen, of dit met de onderwerpe
lijke actualiteiten is geschied, en van het tegendeel door
partij-Polygoon niet het bewijs is geleverd;
dat nochtans de omstandigheid, dat in 7 maanden tijds een
drietal gebeurtenissen in Nederland in het betrokken buiten
landse journaal zijn opgenomen, niet enige bedoeling demon
streert om de letter en de geest van het in artikel 2 C van
het Algemeen Bedrijfsreglement bepaalde te weerstreven,
waardoor partij-Polygoon zou zijn geschaad;
dat derhalve de grieven van partij-Polygoon, hoe men dan
ook over een gebeurtenis als b.v. de gala-première in het
Metropole PaJace uit een oogpunt van internationale bete
kenis moge oordelen, ongegrond zijn, temeer waar evenmin
is gebleken, dat zoals partij-Polygoon heeft gesteld de
bewuste opnamen zouden zijn gebruikt voor het propageren
van de verhuur van het onderwerpelijke journaal;
dat is komen vast te staan, dat de vervaardiging van de
betrokken opnamen niet is geschied door partij-M.P.EA.,
doch door een buitenlandse onderneming, welke geen lid is
van de Bond, zodat hiermede door partij-M.P.EA. niet in
strijd is gehandeld met artikel 1 B sub b van het Algemeen
Bedrijfsreglement, n.1. het vervaardigen van journaalfilms,
voor welke bedrijfstak zij niet in het Bedrijfsregister is inge
schreven, tengevolge waarvan partij-Polygoon schade zou
hebben ondervonden;
dat de Raad zich zij het op enigszins ander overwegin
gen bij het vonnis van de Commissie van Geschillen kan
aansluiten, echter met dien verstande, dat hij het niet eens is
met de overweging van de Commissie van Geschillen, als zou
partij-M.P.E.A. de actualiteiten zelf hebben mogen verfilmen,
zonder eerst daartoe in het Bedrijfsregister te zijn ingeschre
ven, tenzij deze actualiteiten uitsluitend bestemd zouden zijn
voor vertoning in het buitenland;
dat derhalve aan partij-Polygoon haar vordering, als zijnde
ongegrond, moet worden ontzegd.
Rechtdoende in hoger beroep als goede mannen naar
billijkheid;
Verwerpt het beroep van partij-Polygoon;
Bevestigt het vonnis van de Commissie van Geschillen;
Stelt vast
dat partij-M.P.E.A. niet in strijd heeft gehandeld met het
Algemeen Bedrijfsreglement door bedoeld actualiteiten in haar
buitenlandse journaal op te nemen, zodat partij-Polygoon
hiervan schade zou hebben ondervonden;
Stelt voorts vast
dat partij-M.P.EA. de bedoelde actualiteiten niet zelf
heeft vervaardigd, zodat zij ook voor wat dit betreft, niet in
strijd heeft gehandeld met het Algemeen Bedrijfsreglement,
tengevolge waarvan partij-Polygoon schade zou hebben on
dervonden;
Ontzegt partij-Polygoon de door haar geëiste schadever
goeding van 50.000.of zoveel minder als de Raad billijk
mocht achten, alsook de door haar ter zitting gevraagde
principiële schadevergoeding van een gulden;
Veroordeelt partij-Polygoon tot betaling van de kosten van
dit geschil, door de Raad bepaald op 100.— (honderd
gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 2 September 1947.
In zake:
Firma D. J. L. Hardy en Mevr. de Wed. L. Putzeys-
Stiennon, exploiterende de Cinema Royal te Maastricht en
kantoorhoudende aldaar aan de Grote Staat 55, appellante,
oorspronkelijk gedaagde, en
Rio Films N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoorhou
dende aan het Oosteinde 23 aldaar, geïntimeerde, oorspron
kelijk eiseres.
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van de Nederland-
sche Bioscoop-Bond, ingevolge de Statuten en het Arbitrage-
Bondsreglement van die Bond benoemd en aangewezen als
arbitrage-college voor de beslechting van geschillen in tweede
en hoogste instantie tussen leden van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond, in een geschil, waarin de Commissie van Ge
schillen (Derde Kamer), op 28 Mei 1947 in eerste aanleg
vonnis heeft gewezen, van welk vonnis de beslissing luidt:
„Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van
kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van
alsmede in de geschilkosten, bedragende 25.
In aanmerking nemende:
dat appellante bij request dd. 16 Juni 1947 beroep heeft
aangetekend tegen de uitspraak van de Commissie van Ge
schillen (Derde Kamer) dd. 28 Mei 1947, van welk request
afschrift aan dit vonnis is gehecht;
dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting,
gehouden op Woensdag 6 Augustus 1947 op het Bonds
bureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam, ten einde haar
in de gelegenheid te stellen haar wederzijdse standpunten
nader mondeling toe te lichten;
dat op vermelde datum en plaats zijn verschenen: de heer
L. Putzeys, gemachtigde van appellante en de heer I. Frank,
directeur van geïntimeerde;
dat de heer Putzeys namens appellante in hoofdzaak heef'
verklaard, dat de heer J, de Reuver, exploitant van de bio
scoop Kunstmin te Leerdam in strijd heeft gehandeld met
de Bondsreglementen ten aanzien van de filmverzending; dat
hij op geen enkele wijze aansprakelijk is voor de daardoor
ontstane schade; dat hij niettemin heeft getracht de schade te
beperken door de heer de Reuver des Vrijdagsmorgens tele
fonisch te verzoeken de film in kwestie per auto naar Maas
tricht te doen vervoeren; dat hij van mening is daarmede ten
volle zijn plicht te hebben gedaan; dat hij desgevraagd zijn
eis als volgt heeft geformuleerd: „Vernietiging van het von
nis der Commissie van Geschillen en veroordeling van geïn
timeerde in de kosten van dit geding";
dat de heer Frank namens geïntimeerde in hoofdzaak heeft
verklaard het in zoverre niet met het request van appellante
eens te zijn, dat een gedeelte van de schade door Rio Films