£le YlLe,uw~e &ag, 13 Een der overwegingen van deze actie was, dat de film cultuurgoed is, dat zo goedkoop mogelijk binnen het bereik van de massa moet worden ge- bracht. Deze actie is met succes bekroond, maar voor dit succesje zijn offers gebracht, speciaal door musici en artisten, die in enkele grote steden werkterrein moesten prijs geven, omdat sommige directies variété en orkest niet langer rendabel achtten. Nu is er met veel moeite iets afgegaan en wordt er plompweg veel bijgedaan. Zo zijn nu eenmaal de manieren. Maar nogmaals. Kijker wil graag toegeven, dat men hier geld haalt, waar nog iets schijnt te zitten. Men moet het nu een maal ergens uit scheuren en kraken doet het altijd. Toch bestaat bij zo'n drastische verhoging het gevaar, dat de totale opbrengst niet naar ver houding omhoog gaat, vooral omdat de mensen meer op de kleintjes gaan passen. Terwijl nu op een bioscoopkaartje van 0.90 in het algemeen ƒ0.15 belasting wordt betaald, gaat dat bijna 0,28 worden. Een gedeelte daar van zal het bedrijf voor zijn rekening moeten ne men, maar de rest zal het publiek moeten bijpas sen. Bij variété, revue, enz. wordt de verhouding nog ongunstiger. Dit dreigt een slachtpartijtje van kippen met gouden eitjes te worden. Verder spruiten uit deze opgelegde discrimina ties onbillijkheden voort. Deze zijn bijna nooit ge heel te vermijden, want men kan niet voor alle gevallen speciale regelingen maken, maar het doet toch vreemd aan, dat voor een toneeluitvoering van een operette als b.v. ,,Die Fledermaus" van Jo- hann Strauss, die volgens Kijkers stellige overtui ging een grote kunstwaarde kan bezitten, 50 vermakelijkheidsbelasting moet worden betaald, terwijl voor een wedstrijd als HollandBelgië, waarbij tienduizenden komen kijken, die anders geen lor om de voetbalsport geven en die nu be reid zijn de allerzwartste prijzen te betalen, slechts de 20 worden geheven. Er ontstaan ook aller lei grensgevallen, die heel wat geharrewar zullen veroorzaken, want met de veel eenvoudiger (en billijker!) regeling van thans zijn die er al volop! Wie bepaalt soms de grens tussen variété en caba ret, tussen variété en ballet, tussen sport-evene- menten met sensationeel of met ontwikkelend ka rakter? Arme gemeente-autoriteiten, die dat moe ten uitzoeken! De regering acht het gewenst, dat de nieuwe percentages 1 Januari ingaan. De gemeenten we ten dus, waar zij aan toe zijn. Zij moeten het nieu we kluifje de volgende maand slikken, of zij het vet vinden of heel mager. En wij zingen, bij alle prijsverlagingsmuziek het enige ware algemene nationale volkslied, „Sijmen betaal". Dat mogen wij tenminste nog doen zonder de onvermakelijke vermakelijkheidsbelasting te betalen." „Van dik hout zaagt men planken" Ook dit dagblad geeft, zoals vele andere, on omwonden zijn misnoegen te kennen over een eventuele verhoging der vermakelijkheidsbelas ting. In het nummer van Donderdag 4 December schrijft het onder bovenstaande titel: „Onze lezers zullen met belangstelling verno men hebben, dat zij, indien de nieuwe vermake lijkheidsbelasting doorgaat, voortaan 45 van hun entreeprijs voor de bioscoop moeten betalen, hetgeen betekent, dat zij voortaan 45 méér moeten betalen dan tot dusver het geval was. Want de bioscopen zelf denken er niet aan, de zware last te dragen en dit kunnen zij ook niet, gezien de vele kosten, die tegenwoordig op het bedrijf drukken. Bovendien hebben zij na de be vrijding slechts een geringe verhoging ingevoerd, omdat zij niet wilden profiteren van de algemene tendenz der prijsopjaging. Het spreekt vanzelf, dat zij hun geste van toen niet bepaald rijkelijk be loond achten door de nieuwe maatregel der regering. Mocht de dreigende belasting doorgaan, dan betekent dit, dat het bioscoopbezoek zo sterk zal afzakken, dat tal van zaken zullen moeten sluiten. Nu hebben wij nooit het standpunt ingenomen, dat de film een stroom van beschaving over ons uitstort, maar wel is het steeds onze overtuiging geweest, dat de film daartoe in staat is en dit wordt met name in de Pauselijke Filmbreve uit drukkelijk bevestigd. We hebben dus de film te aanvaarden en er hard voor te werken, ofwel de film te loochenen en te verbieden. In geen geval echter moet men de film met minachting bejege nen en er tegelijkertijd profijt van willen trekken voor de schatkist. Het is overigens volstrekt onjuist te zeggen, zoals de regering schijnt te doen, dat de film niet tot serieuze kunst in staat zou zijn, noch zelfs tot cultureel vermaak. Wie dit beweert, weet niet wat hij zegt en deze uitspraak strookt dan ook geenszins met de belangstelling, die de regering sinds de bevrijding voor de filmkunst aan de dag heeft gelegd. Is deze belangstelling echt geweest of gefingeerd? Ziedaar een vraag, die gemotiveerd is, nu de film achtervolgd wordt door een belas ting, die niet opgebracht kan worden en dus zijn doel missen zal. Mogen wij voorts even wijzen op de moeite, die de Nederlandsche Bioscoop-Bond sinds de oorlog doet om de Nederlandsche filmproductie op gang te brengen en in de goede zin te stimuleren. Hier toe richtte deze bond een Culturele Advies Com missie in, die reeds zeer veel heeft tot stand ge bracht en bovendien investeerde de bond een

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 15