©,e ïledebEcuidek ACyemeen UcmdetMad 14 kapitaal van achthonderd duizend gulden in de filmfabriek Cinetone, waar alle Nederlandse film kunstenaars in volle vrijheid kunnen werken. Welk een verschil met vroeger, toen het bioscoop bedrijf zich niet veel aantrok van de culturele be tekenis van de film. Inplaats van te profiteren van deze gunstige en zeer lofwaardige tendenz, gaat de Nederlandse regering alles vernietigen, wat tot het grote doel had kunnen leiden. En zij, die sinds jaar en dag met ijver en geestdrift gestreefd hebben naar de culturele verheffing van de film, kunnen opnieuw beginnen. Het is een fraaie figuur: de regering, die zich eindelijk eens ging interesseren voor de film, maakt van de eerste de beste gelegenheid gebruik de film om hals te brengen. Wij begrijpen dan ook ten volle de verontwaardiging, die in de krin gen van filmbedrijf en van publiek heerst tegen de maatregelen, die geen zin en geen inhoud heb ben, omdat ze moéten falen. Wil de regering de proef op de som nemen, iaat zij de belasting door zetten met de energie, een betere zaak waardig. Hetzelfde zou men kunnen zeggen over de zo genaamde kleinkunst, die evenals de film met 45 extra belasting ten dode is opgeschreven. De argumenten tegen deze belasting vindt men voor een goed deel in het bovenstaande aan wezig." „Geen excessen" Het te 's-Gravenhage verschijnende dagblad „De Nederlander" constateert o.m.: ,,In tegenstelling tot vele andere bedrijven, waar na de bevrijding soms prijzen werden berekend, welke 'n zwart karakter droegen, heeft het bio scoopbedrijf, toen het de exploitatie weer ter hand kon nemen, prijzen berekend, die ongeveer op het vóór-oorlogse peil lagen. Het bioscoopbedrijf had daartoe namelijk vóór de bevrijding besprekingen gevoerd, waarin overleg werd gepleegd met het Directoraat-Generaal van de Prijzen. Excessen zijn dan ook bij het bioscoopbedrijf niet voorgekomen, in tegenstelling tot het kermis- bedrijf, waarbij eenmaal te Rotterdam een Luna park enige uren gesloten werd, omdat voor een rit met een autoscooter 2.50 werd berekend. Deze houding der bioscoopdirecties was moge lijk wegens het feit, dat het bioscoopbedrijf vol komen geordend is en de exploitanten allen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. In het eerste jaar na de bevrijding wedden de bioscoop theaters zeer druk bezocht, maar in 1947 is een normale belangstelling geconstateerd, welke een behoorlijke exploitatie zonder meer mogelijk maakt. De zogenaamde Prijzencommissie heeft -*Èm* voor ieder theater de maximum gemiddelde prijs vastgesteld. In deze prijzen-commissie is ook het Directoraat-Generaal van de Prijzen vertegen woordigd, zodat van overdreven winsten in dit bedrijf geen sprake is. Waar de vele belastingen (winst-, omzet-, on- dernemings-, vermakelijkheidsbelasting) reeds zeer zwaar op het bedrijf drukken, zou een ver- hog;ng der vermakelijkheidsbelasting fatale ge volgen hebben. Hoewel na de bevrijding films zijn uitgebracht, die een verhoogde entree zeer zeker rechtvaardig den, is dit nimmer geschied. De filmverhuur is vastgelegd maximaal op 32^ maar de praktijk brengt mee, dat voor elke film dit percentage betaald wordt." ,,In Amsterdam werden in de eerste drie kwartalen van dit jaar rnim 23 procent minder toegangsbewijzen voor openbare vermakelijkheden af gegeven dan in nel zelfde tijdvak van 1946" Het dagblad „Algemeen Handelsblad", van mening dat cijfers een duidelijke taal spreken, heeft zich gewend tot de Afdeling Belastingen ter gemeentesecretarie van Amsterdam, met als resul taat bovenstaande conclusie, welke het in vette letters afdrukt boven een strikt zakelijk artikel over de verhoging van de vermakelijkheidsbelas ting, verschenen in de aflevering van 4 December 1.1., waarin de gedachte wordt uitgesproken, dat achteraf zou kunnen blijken, dat men de kip met de gouden eieren heeft geslacht. Uit deze uiteen zetting citeren wij het volgende: „Zeer interessant zijn de cijfers, welke het Bu reau van Statistiek der gemeente Amsterdam over het bezoek aan de vermakelijkheden in de hoofd stad heeft verzameld. In de eerste acht maanden na de bevrijding (van Mei tot en met December 1945) werden in Amsterdam in totaal rond 400.000 toegangsbewij zen meer verkocht dan in het gehele jaar 1938. De belangstelling ging toen vooral uit naar varié té, cabaret, dansen enz. (886.677 meer bezoekers dan in 1938), sportwedstrijden (139.297 meer), opera en operette (69.262 meer), toneel (16.756 meer) en concerten (115.055 meer). Daarentegen bleef het bezoek aan bioscopen in die eerste be* vrijdingsmaanden met rond een half millioen ach* ter bij dat in in het gehele jaar 1938, De gemiddelde toegangsprijs voor alle vermake lijkheden was inmiddels niet onbelangrijk geste gen: van gemiddeld bijna 50 cent in 1938 tot bijna

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 16