de ten bate van het gehele volk verrichte presta ties belonen door hem in zijn ouderdom een on dersteuning toe te kennen. De hulp van particuliere zijde zal zich vrijwel steeds richten naar telkens door subjectieve nor men beperkte overwegingen, zodat de Overheid zal dienen toe te zien, dat de steun een universeel karakter krijgt. Blijft het particulier initiatief aanvankelijk in gebreke, dan kan het voorbeeld, door de Overheid gegeven, bijzonder nuttige gevolgen hebben. De ervaring leert, zowel hier als in het buiten land, dat grote groeperingen van kunstenaars, zoals b.v. orkesten, het niet zonder financiële steun uit de openbare kassen kunnen stellen. Het voort bestaan van deze groeperingen is derhalve slechts door Overheidssteun verzekerd. Deze ervaring is wel zodanig algemeen als feit erkend, dat de on dergetekende zich, naar hij meent, ontslagen kan achten van de taak dit nog nader in den brede te betogen. Bij de beoefening van de filmkunst bestaat bo vendien voortdurend de bedreiging, dat de beoe fenaars geneigd zijn het kunstzinnige om het zakelijke te vergeten; alleen de Overheid is dan in staat door haar overwicht en zakelijke steun de schaal naar de goede zijde te doen overslaan. De overigens te betreuren financiële beperking, die ook de Minister zich heeft moeten opleggen heeft inderdaad geleid tot verlaging van de uit gaven voor de film. Daar de stimulerende werking van de Overheid zich op dit gebied, althans in het aanvankelijke stadium van de totstandkoming ener eigen filmproductie van nationaal karakter, voorlopig gedeeltelijk kan begrenzen tot het aan wenden van haar overwicht, zal deze beperking niet al te schrijnend worden gevoeld. Dezerzijds wordt een onderzoek ingesteld naar de organisatie van het film- en bioscoopwezen in de landen, die op dit gebied belangrijke resultaten hebben bereikt, waarbij vooral ook aandacht wordt geschonken aan de toestand op organisa torisch gebied in Canada en Denemar ken, omdat deze landen met name in de ontwikkeling van de culturele en documentaire productie, alsmede in de organisatie van de vertoningen bui ten de filmtheaters een grote hoogte hebben bereikt. Opname uit ..MAASBRUGGEN' Dit onderzoek wordt met name ingesteld ten einde te kunnen beoordelen of inderdaad een pu bliekrechtelijke organisatie van het filmwezen in ons land voorkeur verdient boven de thans be staande toestand. Gaarne zal de Minister te zijner tijd de resultaten van dit onderzoek aan de Kamer voorleggen. Ook over de exploitatie van de studio's, die thans in gebruik zijn of binnenkort in gebruik zul len worden gesteld, worden gegevens verzameld. Een verantwoorde nationale productie te doen groeien geldt bij deze bemoeiingen als richtlijn, die tevens tot uiting komt bij het overleg, dat in deze aangelegenheid door de Minister met zijn even eens in het probleem der Nederlandse productie belangstellende ambtgenoten wordt gehouden. Op het gebied, dat door de Stichting Neder lands Federatief Filminstituut wordt bestreken, heerst nog niet de volledige eenstemmigheid, die de Minister nodig acht voor de gunstige ontwik keling van het streven, dat deze Stichting zich ten doei stelt. Dit culturele streven heeft evenwel de voortdurende belangstelling, die op een spoedige verwerkelijking der plannen is gericht. Hetzelfde moge tenslotte gelden voor het Nederlands Histo risch Filmarchief. De Overheid dient ten slotte aanvankelijk als centrale van alle krachten op te treden bij demon straties van onze kunst in het buitenland. Meer dan ooit te voren kan men in deze dagen aannemen, dat de kunstuitingen en haar voort brengers zeer goede diensten bewijzen bij de ver breiding der gedachte van internationale samen werking. Ten aanzien van de Raad voor de Kunst merkt de Minister op, dat tot nu toe de Overheid ter zijde werd gestaan door Adviescolleges en Over heidslichamen, die dikwijls onafhankelijk van elkaar hun adviserende taak vervulden. Teneinde zowel in het subsidiëringsbeleid als in de stimule rende functie der Overheid, mede op het gebied der cultuurspreiding in binnen- en buitenland, de zo noodzakelijke eenheid te brengen, is bij Ko- van P. Schuitema

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 19