Bond, geeft aan de historische waarde dezer ex positie een bijzonder aantrekkelijk accent, en nog méér, dat het Bestuur van de Bioscoop-Bond de tentoonstelling onder zijn auspiciën heeft willen nemen. Ik betwijfel of er wel velen zijn onder de ge regelde bioscoopbezoekers, die dieper over de film in algemene zin hebben nagedacht, dan nodig is om te constateren, dat een film moet worden gezien en dus moet worden vertoond. Sinds 1890 zijn er films gemaakt, maar het heeft tot de jaren 19201930 geduurd, aleer het ver schijnsel „film" voorwerp van studie in de prin cipiële betekenis van dit woord is geworden. In die jaren is daardoor zelfs een strijd om de film ontbrand tussen hen, die in het nieuwe techni sche product een zelfstandig karakter en daar mede een kans op een nieuwe artistieke uitdruk kingsvorm ontdekten, en hen die de film louter wensten te zien als een handelsobject voor de ver- maaksexploitatie. De eersten groepeerden zich in 1927 in de Nederlandse Filmliga en hebben dat moeten zelfs hun vroegere tegenstanders toe geven een hoogst waardevolle bijdrage gele verd voor het beter begrijpen van dit merkwaar dig product van menselijk vernuft. Het is hun uiteraard niet gelukt, de film uit haar commer ciële sfeer te bevrijden, maar wél hebben zij be reikt, dat het stellen van het probleem van de film heeft geleid tot het scherper trekken van de grenzen tussen de onderscheidene gebieden der artistieke uitdrukkingsvormen. Wanneer wij nu deze tentoonstelling overzien, mede met behulp van de voortreffelijke tekst van de catalogus, dan blijkt overduidelijk, dat de film, juist omdat zij in de commerciële sfeer is geble ven en niet in een zuiver aesthetisch isolement is getrokken, haar ontzaglijke betekenis voor de hedendaagse samenleving heeft kunnen verkrij gen. Met volledige erkenning immers van haar belang als technisch product, van haar waarde voor de wetenschap als documentatiemiddel, voor de industrie als vervaardigingsobject, voor de handel als verkoops- en verhuurobject, voor de gemiddelde bioscoopbezoeker als ontspannings middel, ontkomt men toch niet aan de over tuiging, dat de film in de éérste plaats toch haar bijzondere functie in het maatschappelijk en cul tureel leven van de moderne tijd bezit als volks kunst. Men kan het betreuren of toejuichen, zeker is het, dat het aantal der bioscoopbezoekers verre dat der bezoekers van schouwburg of tentoon stelling van beeldende kunsten overtreft. De film is de uitdrukkingsvorm, die het meest tot de mas sa van het volk spreekt. Hier ligt dan ook haar ongemene waarde, maar tevens haar gevaar. Deze omstandigheid legt een zware verantwoor delijkheid op allen, die het volk met de film con fronteren. Daarom is het zo nodig, dat deze vorm, die vaak de enige is waardoor het volk met de kunst in aanraking komt, van hoog, althans van zuiver gehalte zij. Het stellen van de vraag, of film kunst is, of zij kunst kan zijn, vermag er al leen maar toe bij te dragen, dit verantwoordelijk heidsbesef te versterken. Critiek op de films, die worden vertoond, zal, mits zij onafhankelijk is en in handen van deskundige beoordelaars, de smaak van de brede massa kunnen zuiveren en verfijnen, omdat deze massa alleen langs deze weg vertrouwd kan raken met de maatstaven, die voor het bepalen van het kunstgehalte plegen te worden aangelegd. Zo hebben de film en de film- critiek een belangrijke sociale functie. Maar de diepste invloed gaat daarbij toch uit van hen, die de films produceren. De film, zo goed als iedere andere vorm, waarin het menselijk leven wordt geprojecteerd, ontleent haar waarde en artistieke betekenis niet aan de aard der uitdrukkingsmid delen, die er voor worden gebruikt, maar alleen aan de gezindheid en de verbeeldingskracht, waarmede zij met het oog op het eindproduct worden bezield. Zo zal een kunstenaar een film, met technische methoden en middelen, tot een kunstwerk kunnen maken, daarvoor is er geen enkel principieel beletsel. Op hem rust, zoals ik zeide, de zwaarste, verantwoordelijkheid. Maar daarna bij hen, die de films als handelsproducten onder de massa distribueren. Mogen zowel de eersten als de laat- sten zich van hun taak, hun roeping durf ik zeg gen, bewust zijn en blijven. Dat is een volksbe lang en een cultuurbelang van de hoogste orde. Met deze woorden wens ik de Bioscoop-Bond geluk met zijn 30-jarig bestaan en verklaar ik de tentoonstelling ,,De Film" voor geopend. De openingsplechtigheid werd besloten met een rondgang over de tentoonstelling, die zich over een zestal zalen van de parterre van het museum uitstrekt. Receptie van liet Hoofdbestuur Tijdens de daaraan volgende receptie van het Hoofdbestuur, welke een ongedwongen karakter droeg, maakten honderden genodigden van de ge legenheid gebruik dit College hun gelukwensen aan te bieden. Het va-et-vient van de autoriteiten en de vele bezoekers in de prachtig verlichte historische salons van de Suasso Stichting van het Stedelijk Museum, de geanimeerde toon die er heerste, gaf aan deze gebeurtenis een spontaan en prettig karakter, zonder dat de aanwezigen gedoemd waren te luisteren naar een reeks van gelegen heidstoespraken.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 10