IN DE TWEEDE KAMER GEMEENTEFIN ANCIEN VERMAKELIJKHEIDS- BELASTING EN Uit de Algemene Beschouwingen in het Voor lopig Verslag van het bij de Tweede Kamer in gediende wetsontwerp Noodvoorziening Ge- meentefinanciën blijkt, dat zeer veel leden van oordeel waren, dat in dit ontwerp te veel aan de uitvoerende macht wordt gedelegeerd; zij hadden hier het oog op de overwegende plaats, welke de bijzondere uitkering daarin inneemt, en op de regelingen bij algemene maatregel van bestuur. Als voorbeelden van regelingen bij algemene maatregel van bestuur, die bij de wet zouden kun nen worden getroffen, noemden zij de classificatie, bedoeld in art. 2, letter c, en de kortingsregeling, vervat in art. 5. Zij drongen erop aan het ont werp dienovereen komstig te wijzigen. Ook namen deze le den stelling tegen de circulaires, die in ver band met dit ontwerp aan de gemeenten zijn verzonden door de Minister van Bin nenlandse Zaken. Velen dezer leden meenden in deze cir culaires een imperatieve toon te beluisteren, een stijl, die bij hen weinig instemming kon vinden. Circulaires behoren voorts alleen technische uit voeringsvoorschriften te regelen en zeker niet de heffing van belastingen of de hoogte der te hef fen belastingen. Deze leden hadden hier het oog op de circulaires van 19 November en 2 Decem ber jl., waarin de heffing van straat- en verma- kelijkheidsbelasting wordt geëist, onderscheiden lijk tot op een bepaalde hoogte voorgeschreven. De hier aan het woord zijnde en vele andere leden ontwikkelden hiertegen afgezien van het feit, dat zij het een weinig fraaie methode achtten deze materie vooruitlopende op dit wetsontwerp en voor alle gemeenten uniform te regelen ern stige, waaronder ook staatsrechtelijke bezwaren. Uiteraard kan de Regering in verband met haar algemeen economisch beleid aan de gemeentebe sturen te kennen geven, dat zij het wenselijk acht, dat bepaalde belastingen al dan niet worden ge heven. De verantwoordelijkheid voor de beslis sing, of inderdaad tot afschaffing of heffing moet worden overgegaan, berust echter krachtens Grondwet en Gemeentewet bij de gemeenteraad onder goedkeuring van de Kroon. Deze kan dus der Regering ongewenst voorkomende gemeente lijke heffingen, ook al blijven die binnen de for mele kring van het gemeentelijke belastinggebied, weren door aan de desbetreffende gemeentelijke verordening goedkeuring te onthouden. Een een- maal vastgestelde en goedgekeurde belastingver ordening kan op grond der Gemeentewet voorts slechts door de gemeenteraad onder goedkeu ring der Kroon worden ingetrokken, tenzij de wet haar buiten werking stelt, hetgeen slechts mo gelijk is, indien later mocht blijken, dat deze ver ordening strijdig is met de wetten of het alge meen belang. De Kroon kan dus tegen de wil van de gemeenteraad slechts prohibitief, doch nimmer constructief in deze materie ingrijpen. In de genoemde circulaires gaan de Ministers zo vervolgden de leden hier aan het woord echter verder dan het uiten van desiderata; zij beogen tegemoetkoming daaraan af te dwingen door verband te leg gen tussen heffing van straatbelasting en ver hoging der vermake- lijkheidsbelasting en de uitkeringen, die de gemeenten in de drie eerstvolgende jaren zullen ontvangen uit het gemeentefonds, indien dit ontwerp wet wordt. Indien niet aan de in de circulaire van 19 November jl. ge uite wensen wordt voldaan, worden nl. de ge meenten, die een bijzondere uitkering behoeven, bedreigd met vermindering dier uitkering en de gemeenten, die een zodanige uitkering niet van node hebben, met kortng op de algemene en de belastinguitkering krachtens' artikel 5. Hierbij dient dan nog bedacht te worden, dat men er bij de ten behoeve van dit ontwerp gemaakte calcu laties omtrent de middelen, welke voor het ge meentefonds benodigd zullen zijn, ten einde te bereiken, dat naast de objectieve uitkeringen vol doende bijzondere uitkeringen zullen kunnen wor den verstrekt om voor nagenoeg alle gemeenten tot een sluitende begroting te geraken, geenszins van uit is gegaan, dat het tarief der vermakelijk" heidsbelasting zou worden verhoogd» Andere leden, die evenmin bewondering had den voor de gewraakte circulaires merkten op, dat het ten slotte toch altijd de gemeente zal zijn, die de belasting heft; strijd met de Grondwet en de Gemeentewet is er dus niet. Het is voorts niet zo vreemd, dat het Rijk zekere voorwaarden ver bindt aan de uitkeringen. De Overheid dient toch ook enige richtlijnen te geven. Nog vroegen enige leden, of het waar is, dat de gemeenteraden van Maastricht en Terneuzen reeds nu hebben geweigerd om aan de in de cir culaire van 19 November gedane suggesties ge volg te geven. Zal de Regering de hierboven ge-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 11