0 11 lasting van gemaakt. Bovendien behoort ook de vaststelling van het heffingspercentage aan de gemeenten te worden overgelaten. Wat de heffing dezer belasting als zodanig aangaat, juichten dezelfde leden de differentiatie naar culturele en niet culturele voorstellingen toe, daargelaten de vraag, hoe dit criterium zal moe ten worden aangelegd. In de practijk zal dit na melijk niet gemakkelijk blijken. Evenmin lijkt het practisch mogelijk, de verschillende rangen in bioscopen verschillend te belasten. Ten slotte opperden de leden, hier aan het woord, nog be zwaren tegen de vaststelling van een laag tarief voor voetbalwedstrijden. Wel zouden zij dit wil len zien aangehouden voor filmvoorstellingen van bepaalde organisaties. Vele andere leden, die eveneens krachtig stel ling namen tegen de weinig fraaie methode, waar op de nood der gemeenten wordt uitgebuit om de vermakelijkheidsbelasting naar een door de Minister van Financiën gewenst percentage te doen heffen, achtten het, afgezien hiervan, onjuist een zo scherpe tegenstelling te maken tussen de heffing op filmvoorstellingen, welke toch in tal van opzichten culturele waarde kunnen hebben, en de heffing b.v. op sportwedstrijden. Evenals de leden hiervoor aan het woord meenden deze leden, dat het juist de gemeentebesturen zijn, die het best, o.a. in verband met het vreemdelingenver keer, kunnen beoordelen, welke maximum per centages kunnen worden geheven en welke dif ferentiatie is vereist. Zij maakten zich voorts zor gen over de toekomst van het bioscoopbedrijf bij een zo zware heffing. Bedacht dient te worden, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond sinds de bevrijding sterk cultureel is gericht, zoals blijkt uit de Nederlandse journaal films, waarop moet worden toegelegd, evenals op de Nederlandse documentaire films; uit de pogingen om een fonds te vormen voor het oprichten van een Neder landse studio, waar Nederlandse hoofdfilms met een eigen karakter zullen kunnen worden ver vaardigd; uit het feit, dat is bereikt, dat 40 pet. niet Amerikaanse films wordt vertoond, hoewel de Amerikaanse films commercieel voordeliger zijn, hetgeen ook van belang is ter besparing van deviezen. Het gevolg van de voorgeschreven be lastingheffing zal dan ook zijn, dat de tegenwoor dige activiteit van de Nederlandse Bioscoop-Bond op cultureel gebied zal worden belemmerd, dat juist de kleine culturele films zullen verdwijnen. Ook zal er gevaar ontstaan voor buitenlandse penetratie; een deel van de pl.m. 450 onafhan kelijke bedrijven loopt gevaar door buitenlandse maatschappijen te worden opgekocht. Pl.m. 180 bioscopen hebben thans een omzet beneden 35.000 gulden per jaar; deze zullen onrendabel worden. Reeds nu zijn de investeringen driemaal zo hoog Mr. Arn. J. d'Ailly zeide in zijn rede, uitgesproken bij de opening van de filmtentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam: „Wanneer wij nu deze tentoonstelling overzien, blijkt overduidelijk, dat de film, juist omdat zij in de commerciële sfeer is gebleven en niet in een zuiver aesthetisch isolement is getrokken, haar ont zaglijke betekenis voor de hedendaagse samen leving heeft kunnen verkrijgen. Met volledige erken ning immers van haar belang als technisch product, van haar waarde voor de wetenschap als documen tatiemiddel, voor de industrie als vervaardigings- object, voor de handel als verkoops- en verhuur- object, voor de gemiddelde bioscoopbezoeker als ontspanningsmiddel, ontkomt men toch niet aan de overtuiging, dat de film in de eerste plaats toch haar bijzondere functie in het maatschappelijk en cultureel leven van de moderne tijd bezit als volks kunst." als vóór de oorlog, terwijl ook de filminkoops- kosten en de personeelskosten en andere vaste lasten sterk zijn gestegen. Ook is thans het be zoek al aan het minderen; de omzet in 1947 was 18 pet. lager dan die in 1946. Reeds nu is van de zijde van het Directoraat-Generaal van de Prijzen gezegd, dat de belastingverhoging niet, of althans slechts voor een gering gedeelte, zal mogen worden doorberekend* Zelfs een algehele doorberekening van 45 pet. belasting aan het publiek zou een zodanige verschuiving van de plaatsbewijzenverkoop naar lagere rangen 'en ver mindering van het bezoek ten gevolge hebben, dat het de vraag is of de opbrengst der belasting dan niet beneden de huidige zou dalen. De hier aan het woord zijnde leden zagen hier als eventuele oplossing: geen belastingverhoging voor culturele films en verlaging van het tarief tot 35 met doorberekening der belastingver hoging op Zaterdagen en Zondagen. Andere leden verklaarden al achtten ook zij de gevolgde methode niet juist dat zij de op de plaatsbewijzen der bioscopen voorgeschreven hef fingspercentages konden aanvaarden, behoudens een huns inziens noodzakelijke, betekenende dif ferentiatie ten behoeve van de kleine man. Weer andere leden zouden gaarne vernemen, of omtrent de voorgenomen verhoging der ver makelijkheidsbelasting overleg is gepleegd met de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen en, zo ja, op welke wijze dit dan is ge schied. De Commissie van Rapporteurs merkt hierbij op, dat dit percentage na het afdelingsonderzoek nopens dit wets- ontwerp is teruggebracht tot 35 pet. ni"H»ll»MIHI"IHIIIIIumilllintlimiHIIIIIWHIHin»HM)IIIIIIIUIIIIUUIUIMIII4IHIinM»ll»lllinnillllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIMl[" 3 3 5 5 3 lllllllllllllinillllHlinMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIilllllllllllllMllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinilllllllllJIIIIIIMIIIIIIIUIIlUil

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 13