13 Gezien de verscheidenheid van doelstellingen van de huidige film de speelfilm, de documen taire film, het journaal, de onderwijsfilm, de we tenschappelijke film, de reclamefilm, de amateur film werd in de algemene afdeling van deze tentoonstelling de speelfilm in het middelpunt ge plaatst, omdat zij volgens haar culturele en econo mische betekenis de belangrijkste, maar stellig ook de meest problematieke is. Wat is de film? Wat de film volgens haar aard ook zijn moge. zij is ook en voornamelijk beweging en omdat de film beweeglijk is, kan men haar niet tentoon stellen. Vandaar, dat op deze filmexpositie geen films aan de muur prijken, zoals schilderijen op een tentoonstelling van schilderijen, maar grote cartons, waarop in beeld en tekst de intentie wordt verduidelijkt. De eerste cartons beogen een algemene defini tie van de film te geven. De film moet afgebakend worden ten opzichte van de beide kunsten, waar tussen zij staat, waaruit zij schijnt voortgekomen te zijn, en die beide op de een of andere wijze haar voorouders zijn: toneel en schilderkunst. Haar karakter als een kunst, die vermenigvuldigd kan worden, en als een techniek dient te worden verklaard. Tevens wordt aangetoond, dat de film niet tengevolge van een technische uitvinding zo maar ineens uit de lucht is komen te vallen, maar dat zij het resultaat van een historische ontwik keling is. De uitvinding van de film, juist om streeks 1890, was geen toeval, maar historische noodzaak. Zoals reeds werd opgemerkt is beweging het levenselement van de film. Uit het intense ver langen naar beweging, uit de sensatie van her bewegende beeld, is de film geboren. De bewe ging vormde haar eerste en vormt ook thans nog haar grote bekoring. Maar juist dit elementaire feit kan niet worden uitgeschakeld. Een filmten- toonstelling kan slechts een abstractie geven van hetgeen de film uitbeeldt en een zeer gevoelige abstractie overal daar waar men aan het pro bleem van de beweging raakt. In een logische opeenvolging wordt ons op een aantal cartons getoond, dat de film geen gefoto grafeerd toneel is: toneel en film hebben eigen wetten; dat de schilderkunst weliswaar de wer kelijkheid in beweging weergeeft, maar dat alleen de film ons het bewegende beeld van de werke lijkheid schenkt; en ten slotte, dat de film èn kunst èn techniek is, omdat er in werkelijkheid geen tegenstelling bestaat tussen kunst en tech niek en de techniek van de film volkomen beant woordt aan de eisen van het voor de behoefte van de massa en de gehele wereld vervaardigde, vermenigvuldigde kunstwerk. Hoe financiert men de film? De bioscoopbezoeker, evenals iedere koper en consument van een verbruiksartikel, vraagt ge woonlijk slechts „Wat kost een plaats in de bioscoop?" Wat de vervaardiging van de film heeft gekost, interesseert hem niet, maar zonder bekendheid met de economische structuur van het tegenwoordige filmwezen, kan men de film als artistiek en cultureel verschijnsel niet begrijpen. Op enkele cartons wordt een schematisch over zicht van de financieringsproblemen gegeven. Allereerst wordt aangetoond, dat de totale on kosten het drievoudige bedragen van de zuivere productiekosten en dat daarmede vergeleken de kosten van het bezoek van een filmvoorstelling buitengewoon gering zijn. De amortisatie van een normale hoofdfilm, vereist gemiddeld 1.400.000 bezoekers, maar de aanhoudende stijging van de productiekosten dwingen tot een voortdurend op voeren van de afzetten: Hoe duurder de pro ductie en hoe hoger de kosten zijn, zoveel te meer bezoekers zijn voor de amortisatie noodzakelijk. In verband hiermede wordt tevens het probleem van de Zwitserse films aangesneden, waarbij blijkt, dat de Zwitserse film, zonder buitenlandse afzet niet levensvatbaar is. De ietwat voorbarige conclusie van de Zwitserse samenstellers der tentoonstelling, dat dit voor de filmproductie van alle kleine naties geldt, kunnen wij in gene dele onderschrijven. De Zweedse -en Deense filmpro ductie bewijzen het tegendeel en gez"en onze er varing van voor de oorlog, is het ook in Neder land mogelijk hoofdfilms te produceren en te amortiseren, al moeten wij hierbij in aanmerking nemen, dat een aanzienlijke verhoging der ver- makelijkheidsbelasting ongetwijfeld een zeer na delige invloed zal uitoefenen op de amortisatie van een eventuele nieuwe productie. De artistieke prodnetie De film is een kunst, welke, nauwer dan alle andere kunsten, verbonden is aan een zuiver commercieel proces. Dit mag uit artistiek oogpunt bezien een struikelblok voor de filmkunst zijn, maar hiermede is tevens de deur opengezet voor nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, want kunst is bij de film niet meer uitsluitend de aangelegen heid van enkelingen. In de film is de kunst door de economisch zware druk van de film op het spel der krachten van de gehele samenleving in geschakeld. Het verlangen naar een kunst voor allen" schijnt in de film te zullen worden bevre digd, al is het nog niet zover, want het meeste is er nog compromis, niet kunst. Dit is echter niet de schuld van de film, maar valt te wijten aan de economische verhoudingen en aan de maat schappij. De vervaardiging van een film is thans niet uitsluitend een probleem, dat de mens en de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 15