27 Indien derden wel op -de -hoogte zijn, zoals hier het geval is, dan bestaat er geen verschil van de zakelijke werking tussen een ingeschreven en een niet-ingeschreven licentie. Het feit, dat indertijd door Hruska een uitsluitend licentierecht aan Vilcsinszky werd verleend, wordt zelfs door Hruska bevestigd, daar hij zijn octrooi- gemachtigde, Artur Laszlo, in diens zoeven reeds uit anderen hoofde aangehaalde brief d.d. 17 November 1937 laat schrijven: b teile ich Ihnen auf Wunsch des Patentin- habers Ing. Hruska folgendesmit: Der Patentinhaber hat seiner Zeit, anlasslich der Einreichung der Anmeldung ein aus- schliessliches Lizenzrecht unentgeltlich Herr Vilc sinszky eingeraümt. Spater hat er an Herrn Vilcsinszky auch ein Schreiben gerichtet, in welchera ihm Herr Hruska freie Hand bezüglich der Verwertung des Ver- fahrens gegeben hat. Diese wufden jedoch seitèns des Patentinhabers zufolge ündankbaren Verhal- tens des Herrn Vilcsinszky zurüekgezogen". Deze passage spreekt wel voor zichzelf. Hierin wordt toegegeven, dat Vilcsinszkv een uitsluiten;: licentierecht had en dat hij bovendien de vrije hand had met betrekking tot het te gelde maken van de onderhavige uitvinding. Zoals reeds eerder betooqd, heeft Vilcsinszky dit in feite gedaan, waaruit rechten voor derden zijn voortgevloeid. Uiteraard is Hruska niet bij machte dit weer met een pennestreek onge daan te maken. Hier ligt de eigenlijke quintessetts van de zaak. In de inleiding van haar verweerschrift d.d. 12 No vember j.l.„ welke inleiding de rechtsverhoudingen betreft, tracht gedaagde in de van haar bekende stijl de rechtbankprocedure er weer bij te slepen. Uit de tegenstrijdigheid en onverenigbaarheid van beide acties concludeert gedaagde wederom tot de onbe voegdheid van de Commissie van Geschillen. Nu de Commissie zich evenwel bevoegd heeft verklaard, dient het onderhavige geschil uitsluitend op eigen merites en los van wat dan ook te worden bezien. Hoe Ideaal Film de zaak met Kagansky zal regelen, gaat gedaagde niets aan. Mr. Dijkstra stelt op pagina 2 van gedaagdes verweerschrift: „Ideaal Film erkent, althans gaat er van uit, dat niet zij of een ander, maar Haghe Film moet worden aangemerkt als octrooihoudster". Ideaal erkent geenszins Haghe Film als octrooi houdster. Over de octrooirechten wordt tussen Ka gansky en. Haghe Film nog gestreden. Ter. vereen voudiging is eiseres bij de opzet van het door haar aanhangig gemaakte geschil inderdaad uitgegaan van het blote, formele feit, dat het octrooi no. 41 883 op het ogenblik op naam staat.van Haghe Film, zonder dit blote feit althans aan te vechten. Dit uitgangspunt brengt echter geenszins mede, zoals gedaagde op blz. 2 ad 1 van haar verweerschrift stelt, dat alles wat betreft de relaties met Hruska en Vilcsinszky buiten beschouwing kan blijven. Dat gedaagde dit wel zou wensen is begrijpelijk, gezien de rol, welke zij daarbij speelde, maar onmo gelijk, daar eiseres haar rechten aan die van Hruska- Vilcsinszky ontleent. Trouwens, Waar zou gedaagde bij eliminatie van Hruska haar pretens.e. octrooirechten vandaan halen? Mr. Dijkstra, stelt eveneens op pagina 2 ad 2: „Ideaal Film erkent evenzeer, dat zij momenteel Zelfs geen licentie heeft, immers haar zodanige licentie nog verleend moet worden". Eiseres heeft.de Commissie ..juist verzocht te ver- klaren, te bevestigen^-dat zij recht heeft op" een uit sluitende gratis licentie. Hieruit volgt logisch, dat eiseres op het standpunt staat, dat zij het licentie recht heeft., De uitdrukking „verlenen" op pagina 8 ad 3 van eiseresses reguest moet dan pok niet zo worden verstaan, dat Haghe Film in materiële zin licentie zou verlenen, maar als het verlenen van" for mele medewerking voor de inschrijving der licentie. Op haar bewering, dat Ideaal Film zelf toegeeft geen licentie te hebben, baseert gedaagde op pagina 3 en X een spitsvondige redenering: „Een recht op het verkrijgen van een licentie is zuiver persoonlijk, dat slechts kan worden geldend gemaakt tegenover de oorspronkelijke wederpartij". Nog afgezien van de vraag, of dit in dit geval wel op zou gaan, stort deze gehele redenering als een kaartenhuis ineen, nu vaststaat, dat Ideaal Film stelt, reeds van 1937 af licentiehouder te zijn geweest en steeds te zijn gebleven, hetgeen ik reeds uitvoerig heb betoogd. Ideaal Film ontleent haar rechten aan Vilc sinszky, die niet handelde als. gemachtigde van Hruska, maar krachtens eigen recht. Vilcsinszky had in 1032 volkomen de vrije hand gekregen, wat nog na de octrooiverlening Werd bevestigd. Mr. Dijkstra stelt op pagina 5, dat een licentie slechts kan worden over gedragen tezamen met het bedrijf van de licentie- houder. Vilcsinszky had in 1937 zijn uitsluitende licentie ingebracht in het bedrijf van Ideaal Film, waarin hij alle aandelen bezat. Het was dus zijn bedrijf. In 1938 heeft hij al zijn rechten op het onder havige Octrooi, alsmede al zijn belangen in Ideaal Film aan Mr. Jongbloed overgedragen. De desbe treffende overeenkomst is aan het request gehecht. Met deze transactie werd voldaan aan de wettelijke eis, dat een licentie slechts met een bedrijf kan wor den overgedragen. Daar er dus in 1938 een onbeperkte overdracht van rechten had plaats gehad, dus lang voordat M.G.M, octrooihoudster werd, was er in 1942 niets meer te verlengen of te vernieuwen. Op pagina 6 van het verweerschrift wordt beweerd, dat noch Metro-Goldwyn-Mayer, noch Mullens, noch Haghe Film iets geweten hebben of konden weten omtrent licentie-aanspraken. Ten aanzien van het ge produceerde feitenmateriaal is het echter onmogelijk hun goede trouw in deze aan te nemen. In het exploit, dat- Mr. Jongbloed op 22 Juni 1938 heeft laten uit brengen en inschrijven bij de Octrcoiraad, en waarin hij zijn rechten op het Hruska-patent stipuleerde, wordt met zoveel woorden over exploitatierecht ge sproken. Dat Mullens zeer goed van de feiten op de hoogte was, bleek bij een onderhoud tussen hem enerzijds en Kagansky en Jongbloed anderzijds, bij welk onderhoud Mullens Kagansky wilde uitkopen; Mullens is bij deze gelegenheid ter zake volkomen ingelicht. Bovendien is Mullens in 1940 na aankoop van het octrooi door M.G.M, nog bij van Riet Paap geweest ^om aan te sporen Metro-Goldwyn-Mayer aan te pakken. Hij beweerde toen te kunnen bewijzen, dat Ideaal Film alle rechten had. In de overeenkomst van Hruska met Metro-Gold wyn-Mayer wordt gesproken van uitsluitend exploi tatierecht en eigendomsrecht. Dit zijn ietwat zwevende uitdrukkingen. Trouwens, het meerdere (onbeperkt octrooirecht) houdt het mindere (licentie) in, terwijl de geïntroduceerde onderscheiding tussen licentie- en octrooi-aanspraken wel zeer sophistisch lijkt. Reeds werd door eiseres opgemerkt, dat zij eerst kort geleden ervaren heeft, dat Haghe Film het octrooi Nó. 41 883 op haar naam had staan. Iemand, die te kwader trouw is, kan logisch onmogelijk na verloop van,.tijd tê igdeder^ trouw worden. Kwade trouw ver jaart ,noolt.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 29