40 (en vaak meer) moet wor den betaald voor het boeken van films, laten de exploitant ter nauwernood 25 over om zijn kosten te betalen en in het on derhoud van zijn familie te voor zien. Maar terwijl in 1935 de jaar lijkse winstmarge meer dan 20 c/c van het geïnvesteerde kapitaal bedroeg, en alle noodzakelijke verbeteringen en veranderingen konden worden aangebracht, ver tegenwoordigt thans de 25 van zijn recettes zelfs in het aller gunstigste geval nauwelijks 12 van zijn investeringen. Indien wij de prijzen der plaat sen zoals zij in December 1947 waren", schreef een Frans blad, „vergelijken met de gemiddelde kosten van levensonderhoud, moe ten wij constateren, dat zij slechts de helft bedragen van wat zij behoorden te zijn, daar sedert 1938 de kosten van levensonderhoud zijn verdertienvoudigd, terwijl de toegangsprijzen der bioscopen slechts het zesvoudige bedragen. Daarom vindt de gemiddelde exploitant slechts frs. 200.000 2.480.— in zijn laadje, in plaats van de frs. 500.000.— 6.200.— welke daarmede in overeenstemming zouden zijn geweest. En deze som is natuurlijk niet voldoende om zijn oud en versleten theater in bedrijf te houden." De enige gunstige uitzondering vormen de bijna 200 theaters, in hoofdzaak in de grootste steden, welke met het overwinnen van grote moeilijkheden smds de Bevrijding werden gerestaureerd. Dit is evenwel nog geen 2 van het aantal, dat voor vernieuwing in aanmerking komt en waarvan de exploitanten geen kans zien nieuwe investeringen te doen zonderhun zelfstandigheid te ver liezen. Het gevolg van deze treurige toestanden is dat de exploitanten in de verwachting van betere tijden trachten zich op alle mogelijke wijzen schadeloos te stellen. Vanzelfsprekend draaien zij slechts films waarvan zij met enige zekerheid mogen verwachten, dat de recettes mee zullen vallen. Het is daarenboven een publiek geheim, dat vele Franse exploitanten op de meest vindingrijke wijze trachten hun belastingverplichtingen en hun ver plichtingen ten opzichte van de filmverhuurders te ontduiken. De schatting is, dat jaarlijks 500 millioen tot 1 milliard francs aan recettes worden ver zwegen, zoals onlangs door enige Franse bladen werd vermeld. Er is geen effectieve controle, noch op de recettes, noch op de belastingen, welke laat ste onder verschillende namen en door de op centen in plaatselijk soms zeer verschillende De kersenpluk is een wedloop lussen plukkers en spreeuwen. die men met luid geschreeuw en geratel tracht te verjagen Uit de film „BOVEN IN DE KERSELAAR- van A, Brosens percentages worden geheven. Men heeft daarom zeer juist in de vakbladen en de grote pers opge merkt, dat een effectieve controle noodzakelijk is, maar men ziet blijkbaar geen kans om deze te verwezenlijken. Een dergelijk uitgebreid controle apparaat zou de Staat schatten kosten en zoals reeds eerder werd opgemerkt een historisch gegroeide en alle filmbedrijven omvattende orga nisatie van leden, die zich bewust zijn van het belang van een loyale naleving van hun verplich tingen, bestaat er in Frankrijk niet. Wel werd op 5 October 1946 door de volksvertegenwoordiging een wet aangenomen tot een reorganisatie van de filmindustrie en tot het instellen van een Centre National de la Cinématographie", dat het gehele filmwezen omvat, ter vervanging van de oude organisaties. Dit aldus gecreëerde Centre National is in hoofdzaak belasf met de controle van de recettes der bioscopen, de controle van de film- productieplannen, voordat zij worden uitgevoerd, en het uitvaardigen van bedrijfsvoorschriften. Wat er van de reorganisatie van de filmproduc tie en van de werkzaamheden van deze van hoger hand opgelegde organisatie op het zeer ingewik kelde en uiters*- moeilijke terrein van de filmhandel in de practijk terecht is gekomen, moge men be oordelen naar de feiten en naar hetgeen de Franse pers daarover met cynische openhartigheid bericht. Welke vooruitzichten zijn er op verbetering Met bitterheid wordt door de Fransen opge merkt, dat de filmindustrie de enige industrie in Frankrijk is, welke niet alleen geen enkele be scherming geniet, maar bovendien nog op onrede-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 11