12 gemiddeld inwoner van een grote stad, des te meer geldt dit voor de bewoners van het platte land, waar werkelijk goed vermaak toch reeds moeilijk te geven is in verband met de hoge kosten, hieraan verbonden. Ten slotte moge ik verklaren, dat ik met grote instemming heb vernomen, dat de Minister heeft goedgevonden, dat de hogere opbrengst thans geheel ten bate van de gemeente komt. Gaarne zou ik van de Minister willen vernemen of deze hogere opbrengst nu ook gebruikt mag worden voor subsidies voor culturele en sportieve doel einden." Sprekende over het wetsontwerp (de Nood- voorziening Gemeentefinanciën zeide de heer De Dreu o.m.: „Ik vrees, dat de culturele verheffing vooral van de plattelandsbevolking bij een financiële zelfstandigheid, die in werkelijkheid geen zelf' standigheid, maar volkomen afhankelijkheid zal zijn, ernstig in het gedrang zal komen. De circu laires van de Minister en van Gedeputeerde Sta ten bewijzen, dat die vrees niet denkbeeldig is." De heer Kolfschoten wees er op, dat er bij de gemeenten een begrijpelijke tegenzin bestaat, om de toch reeds zo hoge belastingen nog met nieuwe te vermeerderen en vervolgde: ,,In dit verband heeft de Minister met betrek king tot het gemeentelijk beleid op het punt der vermakelijkhedenbelasting een tamelijk hardhan dig verwijt tot de gemeentebesturen gericht. Zij zouden, tempore opportune, verzuimd hebben deze belastingkraan ver genoeg open te draaien en daarmede een mooie kans om wat financiële D----------------------------------------------------------------------------------n ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VERHUUR EN HUUR VAN FILMS Algemene bepaling Artikel 2 Alle overeenkomsten, als bedoeld in artikel 1 dezer voorwaarden, moeten steeds schriftelijk per gere gistreerd contract worden aangegaan onder de be palingen van deze voorwaarden, behoudens voor zoverre afwijking daarvan uitdrukkelijk bij deze voor waarden is toegestaan, en de bepalingen van deze voorwaarden moeten in die overeenkomsten volledig zijn opgenomen. Wanneer in die overeenkomsten, behalve de in deze voorwaarden voorkomende, nog speciale bepalingen worden opgenomen, moeten deze in een andere i n k t k I e u r er op gedrukt of duidelijk leesbaar er op getypt of geschreven worden. Het is elke huurder verboden een door hem ge huurde film aan wie ook ten (onder)-verhuur of ten gebruike af te staan. ruimte te maken hebben verwaarloosd. Ik heb de indruk, dat dit „achteraf-verwijt" niet helemaal verdiend is, zeker niet, wanneer men het terugplaatst in de omstandigheden, waar voor het moet gelden. Aan de Minister kan worden toegegeven, dat het indertijd direct na de bevrijdng, toen het geld „los" zat, wel mogelijk was geweest om de ver- makelijkhedenbelastng te verhogen. Maar waar om is men er onder die labiele omstandigheden in verreweg de meeste gevallen niet toe overge gaan? Omdat voor de z.g. noodlijdende gemeenten bepaalde eisen golden ten aanzien van de hoogte van verschillende plaatselijke belastingen, wilden zij voor de noodlijdendheidsbijdrage in aanmer king komen. En aan deze eis voldeed de verma- kelijkheidsbelasting. Een heffing van 20 pet was het gewone, al gemeen aanvaarde tarief. Men vondt dit, zo niet te hoog, dan toch hoog genoeg. Eerder kan men stellen, dat zich hier wreekte het gemis van zelfstandigheid, noodwendig ge paard aan verzwakking van verantwoordelijkheid, dat een min of meer permanente staat van nood lijdendheid bij de gemeentebesturen teweeg had gebracht. De grote tekorten waren uit eigen kracht toch niet te dekken en wanneer nu maar werd voldaan aan de eisen om voor een noodlij dendheidsbijdrage in aanmerking te komen, legde men zich verder maar bij die tekorten neer. De gemeenten stonden er machteloos tegenover. On der het licht dezer verklaring lijkt het verwijt van de Minister niet verdiend, evenmin als men de man, die met zijn vinger tussen de deur geklemd zit, zou mogen verwijten, dat hij de sleutel niet de goeden kant uit draait. In dit verband dient ten slotte nog even de aandacht van de Minister te worden gevestigd op een adres, hetwelk de Vereniging van Neder landse Gemeenten gericht heeft tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zulks naar aanleiding van het voornemen van de Minister van Finan ciën om weeldebelasting te heffen van de entree prijzen van vermakelijkheden. In dit adres schrijft de vereniging: ,,De heffing van belasting van vermakelijk heden is immers steeds een voor de locale Overheid gereserveerde bron van inkomsten geweest. Dat ook ten aanzien van deze bron moet worden ervaren, dat het Rijk haar ge deeltelijk tot zich meent te moeten trekken, en dit op een tijdstip waarop het meerendeel der gemeenten noodlijdend is en deskundigen zich beraden over de middelen om de gemeentelijke zelfstandigheid weer beteekenis te geven, be treuren wij ten zeerste. Te meer moet ons dit ook bevreemden, omdat nog onlangs bleek, dat ook de Regeering van oordeel is, dat de verma"

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 14