26
Bond is geplaatst op de „Lijst van Geen Bezwaar ten
einde het mogelijk te maken, dat aan genoemde partij dooi
de leden-filmverhuurders films zouden kunnen worden ge
leverd;
dat het uiteraard bekend was, althans bekend kon zijn
in het bedrijf, dat de positie van partij-Buiskool er een
was van tijdelijke aard, zulks met het oog cp het feit.
dat de betrokken onderneming onder beheer was geplaatst
in afwachting van de berechting van de voormalige exploi
tant der onderneming;
dat deze exploitant bij besluit van de ledenvergadering
van 12 November 1945 vervallen is verklaard van het
lidmaatschap van de Bond;
dat de plaatsing op de „Lijst van Geen Bezwaar", welker
reglementering in uitzonderingsgevallen voorziet, bedeeld
is als een noodvoorzieninn en uit hoofde van het karakter
van het Reqlement een tijdelijke werking heeft en op ieder
gewenst ogenblik door het Hoofdbestuur kan worden in
getrokken;
dat zulks automatisch is geschied toen de nieuwe exploi-
tante, partij-Heinstman, voor de exploitatie van het be
trokken theater tot bet lidmaatschap is toegelaten, namelijk
•op 23 December 1946;
dat de leveranciers in deze plaatsinq op de „Lijst van
Geen Bezwaar" van het Hoofdbestuur dus de waarschuwing
hebben ontvanaen, dat contracten met partij-Buiskool een
zeker risico betekenden, hierop neerkomende, dat partij-
Buiskool onder het oog behoorde te zien. dat de con
tracten slechts voor de duur van deze plaatsing cp de
„Lijst van Geen Bezwaar" zouden kunnen worden aange
gaan en dat daarom steeds een dusdanig voorbehoud zou
moeten worden gemaakt;
dat dit aan partij-Buiskool bekend kon zijn. aangezien
haar voor vakkundiqe assistentie een bedrijfsman was
qeadviseerd. in verband waarmede zij een lid-exploitant
tot bedrijfsleider had aangesteld;
dat voorzover er dus verplichtingen zijn aanaeqaan tus
sen leveranciers en partij-Buiskool verder naande dan het
exploitatie-recht van genoemde partij, deze voor risico
van contractanten zijn, daar dit risico niet kan worden afge
wenteld op eventuele nieuwe rechthebbenden op de ex
ploitatie;
dat niet is gebleken, dat de nieuwe rechthebbende ie.
partij-Heinstman, de exploitatie heeft overaenomen onder
voorwaarde, dat tevens de door partij-Buiskool aangegane
verplichtingen zouden moeten worden overgenomen;
dat dus partij-Heinstman ten onrechte is veroordeeld tot
vrijwaring;
dat de omtstandigheid dat deze partij regelinqen heeft
getroffen omtrent de overname van bepaalde vertoninas-
verplichtingen zeer goed te verklaren is uit opportunitpi!^-
overwegingen, nochtans niet prejudicieert met betrekkinn
tot een eventuele afnameplicht van de kant van partij
Heinstman;
dat indien zij in de week van 4 Januari 1947 wel een
programma van partij-Meteor heeft afgenomen, blijkbaar
partij-Meteor en partij-Buiskool hiermede accoord zijn ge
gaan, nochtans zulks zonder recht en zonder enige ver
plichting geschiedde en ook de latere onderhandelingen
tussen partijen niets aan de rechten van partij-Heinstman
hebben afgedaan:
dat dan ook de Raad de Commissie van Geschillen in
haar overwegingen niet kan volgen;
dat derhalve het vonnis van de Commissie van Geschillen
behoort te worden vernietigd en opnieuw rechtdoende partij-
Buiskool moet worden veroordeeld de vordering van partij-
Meteor ten volle te honoreren met dien verstande, dat de
contractueel vastgestelde auteursprijs berekend dient te
worden over vijf vertoningsdagen;
dat partij-Buiskool tevens behoort te worden veroordeeld
in de totale kosten dezer arbitrage;
OPNIEUW RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP
ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIKHEID:
VERNIETIGT: het vonnis van de Commissie van Ge
schillen waarvan beroep;
VEROORDEELT: partij-Buiskool
a. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij-
Meteor te betalen de contractueel vastgestelde
auteursprijs, te berekenen over vijf vertoningsd^oen
van de films „De demon van Berlijn" en „Le Père
Serge";
b. cm tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij-
Meteor te betalen de contractueel vastgestelde
auteursprijs, te berekenen over vijf vertoninosdanen,
van vier der volaende zeven films: „Zolang ik leef",
„Ontspoord", Hitler dood of levend", „Onderella
swings it", „Wild beasts at bav", „Gods Country"
en „Uit het leven van Dr. Goebbels";
c. tot betaling van de totale kosten dezer arbitrage,
waarin begrepen de kosten van het ter griffie depo
neren van dit vonnis, door de Raad bepaald op f 175.50
(hondard vijf en zeventig gulden en vijftig cent).
Aldus gewezen te Amsterdam op
8 Maart 1948.
o-
In zake:
N.V. FILMFABRIEK POLYGOON, gevestigd te Haar
lem en kantoorhoudende aldaar aan de Koudenhorn 8
appellante, oorspronkelijk gedaagde, en
A. DE HOOP, exploiterende het Theater Novum te
Bussum en kantoorhoudende aan de Hemonylaan 27 te
Amsterdam, geïntimeerde, oorspronkelijk eiser.
De Raad van Beroep (Tweede Kamer) van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond, inoevolae de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd enz.
IN AANMERKING NEMENDE:
het vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Ge
schillen (Tweede Kamer) van de NfHerlandsche Bioscoop-
Bond, gewezen op 20 November 1947, van welk vonnis
de beslissing luidt:
„VEROORDEELT gedaaqde om tegen behoorlijk
bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag
van .alsmede in de geschilkosten, bedragende
25.—;"
IN AANMERKING NEMENDE VOORTS:
dat appellante bij request d.d. 5 December 1947 beroep
heeft aanstekend tenen de uitspraak van de Comm*s«ie
van Geschillen (Tweede Kamer) d.d. 20 November 1947
van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht
en dat hier wordt beschouwd als te zijn ingelast;
dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting
op Donderdan 29 Januari 1948 op het Bondsbureau, Jan
Luvkenstraat 2 te Amsterdam, ten einde haar in de gelegen
heid te stellen haar wederzijdse standpunten nader mon
deling toe te lichten;
•dat op gemelde tijd en plaats zijn verschenen:
de heer C. van der Wilden, directeur van appellante en
de heer A. de Hoop, geïntimeerde;
dat de heer Van der Wilden namens appellante in hoofd
zaak heeft verklaard, dat door hem niet is toegezegd door
loting te zullen uitmaken of geïntimeerde dan wel de heer